724 en verderop, na vele aanhalingen uit de litteratuur in hoofdzaak de schofthoogte der Inheemsche paardenrassen betreffende ,,lk durf uit het bovenstaande natuurlijk niet de conclusie te trekken, dat het paard in Indië vooruit is gegaan, want hiervoor zijn de gegevens veel te gering, maar er is m i. geen enkele grond om tot een achteruit gang van de paardenrassen te besluiten." Wat de legerremonteering aangaat wijst hij er op: „Dat het Leger in het begin van deze eeuw tot aanschaffing van Austra lische paarden overging, ligt niet aan het verminderde prestatiever mogen van de Indische paarden, maar aan de hooger gestelde eischen. De reeds meermalen genoemde DIJK schreef in 1904: „Door de hoogere eischen, die in den laatsten tijd aan' het paardenmateriaal worden gesteld en die verband houden met de zwaardere taak, welke men in oorlogstijd aan de bereden wapens meent te moeten opdragen, doordat men meer van de paarden ging vergen, kwamen de gebreken en daarmee de achteruit gang sterker aan het licht" Het doet eenigszins vreemd aan tot achteruit gang te hooren besluiten op grond van voor de eerste maal gestelde hoogere eischen." Bk. 11. OVERZICHT BU1TENLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Allgemeine Schweizerische Militarzeitung. 15 August 1925. In het arti kel„La nouvelle organisation des troupes et ses conséquences" wordt de inhoud gegeven van een voordracht gehouden door den Luit. Kol. G. Combc in een algemeene vergadering der Zwitsersche Officiersvereeni- ging. In deze voordracht komt o.m. de reorganisatie der zwitsersche artillerie ter sprake. Niettegenstaande vermeerdering van het aantal stukken is de verhouding van infanterie en artillerie in Zwitserland nog steeds beschei den in vergelijking met die in grootere Europeesche legers. In dit verband is het voor ons interessant te lezen hoe in bovenbedoelde voordracht gezegd wordt: „Nombreux sont encore nos fantassins qui, tablant sur ce qui s'est fait dans les anneés 1915/18 de la grande guerre, n'envisagent la possibilité d'avancer ou de tenir que s'ils sont appuyés par le canon; se croient in- capables d'agir si leur bat., leur compagnie ou leur section ne peut dispo ser du feu de l'aitillerie a chaque instant. II ne faut pas oublier que l'artillerie tire a grandes distances et que ses pièces ne sont pas en contact immédiat avec l'infanterie. Pour agir au bénéfice de l'infanterie, l'artillerie doit être reliée par des moyens tech niques, si possible par filor, cela prend du temps, et ces liaisons peu- vent se rompre au moment utile. D'autre part nos canons sont et reste- ront en nombre restreint et nepeuvent pas satisfaire a toutes les demandes d'appui qui leur seront adressées de tous les points du champs de bataille." Nadat er de aandacht op was gevestigd dat uitbreiding van de artille rie in verband met de hooge aanschaffingskosten van het materieel in Zw. voorloopig niet mogelijk zal zijn, zeide spreker in zijn voordracht nog: Ainsi actuellement ne pouvons-nous compter que sur cette proportion toute théorique d'environ 1 batterie par bataillonmais pratiquement et c'est la un point essentiel que ros fantassins ne doivent pas perdre de vue pour appuyer efficacement l'infanterie, l'artillerie doit agir par con centration de feu zur zones restreintes ou sur buts précis; il arrivera done trés fréquemment que certaines unités et même corps de troupes de l'infanterie resteront sans appui d'artillerie pendant des périodes pjus ou moins longues. Notre infanterie sera done souvent livrée a el le-même et obligée de se constituer son propre échelon de feu. C'est la la tache essentielle du fusil-mitrailleur appuyé par la mitrailleuse lourde."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 58