zeren Kalibers schon bei „gewöhnlichem" Feuer ist eine bekannte Tat-
sache. „Gewöhnliches" Feuer wie bei der Beschieszung von Erdzielen gibt
es aber im Gefecht gegen Luftziele überhaupt nicht. Hier handelt es sich
bei den auftretenden Zielgeschwindigkeiten und der Kürze der Gefechts-
momente immer nur um Augenblicke höchster Anspannung von Bedienung
und Material. Wir müssen daher darauf hinweisen, dasz bewiesen durch
Kriegserfahrungen und Sonderversuche bei solcher, Tag für Tag aus-
schlieszlich fast nur auszergewöhnliche Beanspruchung bringenden Verwen-
dung des Materials jede Wirkungssteigerung mit einer Steigerung der
Abnutzung des Meterials besonders der Rohre erkauft werden musz, die
in weit mehr als einfacher Proportion zur Erhöhung der Wirkung steht."
en verderop
„Nur ein leichtes, nur das leichteste, seinem Wirkungsbereiche nach ge-
nügende Geschütz auf dem Kraftwagen selbst montiert, vermag denjenigen
Grad von Beweglichkeit zu erreichen, der es befahigt, in den taktischwie
strategisch in weiten Dimensionen und kürzesten Fristen wechselnden-
Schauplatzen des Luftkrieges rechtzeitig und vom richtingen Platzeausin
genügender Zahl einzugreifen. Schiesztechnisch an sich begrüszenswerte
Vorteile, wie Erhöhung einer an sich genügenden Wirkungswahrscheinlich-
keit sind wertlos, wenn sie nicht rechtzeitig zur Geltung gebracht werden
können. Genügt aber das Kaliber des Feldgeschützes zur erfolgreichen Mit-
wirkung im Luftkampfe, und dies ist nach dem Gesagten der Fall—, so
ist schon mit Rücksicht auf die Einheitlichkeit des Munitionsersatzes dieses
Kaliber das gegebene für den weiteren Ausbau zur Verwendung auf diesem
neuen Gebiete des Kriegswesens."
Oberleutnant Gallwitz besluit zijn opstel: „Einschieszmethoden bei seit-
licher Beobachtung", terwijl generaal Rohne het vervolg geeft van „Die
Entwicklung der deutschen gezogen Feldgeschütze".
Revue d'Artillerie. 15 Aoüt 1925. Een nieuw geluid komt naar boven uit
het artikel van den commandant Buchalet: „Organisation rationeile d'un
système d'artillerie", waarvan in dit nummer het eerste gedeelte is op
genomen-
Schrijver bepleit het invoeren van houwitser-materieel als hoofdtype
voor de divisie-artillerie-
Ook acht hij het behoud van Gkt. noodzakelijk en in verband met een.
invoering van houwitser-materiaal als hoofdgeschuttype mogelijk.
Voor de lichte veldhouw. komt hij tot een kaliber van 9.5 c.M. en in
verband met dat kaliber wil hij de 108 7.5 c.M- kanonnen, thans in Fr.
per divisie noodig geacht, vervangen zien door 72 veldhouwitsers. Voorts
bepleit hij dat de zware veldhouwitsers (15 c.M.) uit het divisie-artillerie-
verband moeten overgaan naar het legerkorpsverband.
Met betrekking tot de vraag motor- of paardentractie zegt hij
„Les avantages que nous venons d'exposer brièvement peuyent se
résumer ainsiLa traction mécanique s'adapte mieux que la traction ani
male aux conditions de la guerre moderne, et dans de nombretises circon-
stances, elle sera la seule possible. C'est incontestablement la solution de
l'avenir pour les théatres d'opérations en Europe centrale ou occidentale.
Seule la limitation des resources de la requisition nationale nous oblige
a conserver partiellement la traction hippomobile."
Colonel Leroy beëindigt zijn studie „La liaison".
Als onmisbare factoren voor een goede verbinding tusschen infanterie
en artillerie noemt hij vooral de „detachements de liaison" en vooral
ook het gebruik maken van gezamenlijke commandoposten door de aan
voerders der beide wapens. Hij besluit zijn studie met de volgende behar
tigenswaardige woorden
„Quand se livrera la première bataille, chacune des deux armes qui
serait habitude a travailler seule dans ses champs de tir en temps de paix
n'aurait que trop tendance a agir pour son propre compte. 11 faut done
que les divers échelons de commandement se pénètrent journellement du haut
727
