Voorts worden de volgende beginselen naar voren gebracht.
Ie. De mate van verdediging hangt af van den beschikba
re n t ij d (G. V. I. punt 168). Naarmate daarvoor tijd beschikbaar
is zal de organisatie der verdediging moeten worden vervolmaakt,
waarbij de zorg voor een goed gedekte opstelling van de mitrail
leurs en geweermitrailleurs in de eerste plaats komt (A. T.V.
punt 155).
2e. De verdediging moet tot het uiterste, alzoo tot
den laatsten man worden gevoerd (G. V. 1. punten 170 en 199).
3e. Het effect der afweermiddelen berust vooral op de kennis
van het terrein en de zorgvuldige voorbereiding van
vuur en dekking.
De tactisch belangrijke punten van het terrein moeten worden
benut (G. V. 1. punt 168).
4e. Een schootsveld van enkele honderden meters kan
voldoende zijn (A. T. V. punt 151, G. V. I. punt 173).
5e. Zorgvuldige maskeering is van groot gewicht (G. V. 1.
punten 174, 194). Werkzaamheden (opruimingen en aanleg van
dekkingen), die de aandacht van den vijand kunnen trekken, moe
ten worden vermeden (G. V. I. punt 207).
6e. Aan den tegenaanval (stoot) dient de grootste waarde te
worden gehecht (A. T. V. punt 153, G. V. I. punt 189).
7e. Deautomatische wapens worden bij voorkeur zoo
opgesteld, dat zij flankeerend kunnen vuren en in front worden
beschermd door ruim van handgranaten voorziene geweerschat
ters (G. V. I. punt 175). De plaats der mitrailleurs is als regel
achter de voorste sectiën (G. V. I. punt 182).
8e. Samenwerking tusschen de brigades onderling en met
de mitrailleurs moet verzekerd zijn (G. V. I. punten 195, 202,
206).
9e. Het voorbereiden van meer stellingen dan gelijktijdig
kunnen worden bezet, is noodig (G. V. I. punt 181).
2. HET PSYCHOTECHNISCH GESCHIKTHEIDSONDERZOEK
VAN VLIEGENIERS,
door
A. E. C. VAN SAARLOOS.
Naar aanleiding van de belangwekkende opmerkingen van den
Heer de Ruyter van Steveninck, betrekking hebbende op mijn
onder bovenstaanden titel verschenen artikel in No. 8 van dit
tijdschrift, meen ik in het belang van den militairen vliegdienst
eenige aanvullende beschouwingen niet in de pen te mogen houden.
Bedoelde opmerkingen getuigen van de typische instelling, ten
684