en er licht in de duistere Chineesche troebelen te zien was. Dat mo ment is gekomen en zelfs vrij spoedig, te danken aan twee factoren, aan China zelf en aan de houding der buitenstaande mogendheden. Wat China betreft is door het snel verloop der beroeringen weer eens gedemonstreerd, dat het Chineesche volk als zoodanig veel meer economisch is aangelegd dan politiek en het nationale der beweging slechts aan de oppervlakte zich heeft gedemonstreerd. De afwijzende houdingten aanzien van het Bolsjevisme met haar economisch ontwrichtende tenden- zen wijst in dezelfde richting. En daarnaast is de tegemoetkomende hou ding der mogendheden een verblijdend feit. Leek het in den beginne wel, juist door het aanvankelijke verschil in houding tusschen Engeland en Japan ten opzichte van China, dat er een wedijver bestond om de gevestigde belangen ieder voor zich liefst met uitsluiting van anderen te handhaven, de meer verzoenende houding van Japan heeft eerst Amerika en daarna ook Engeland bekeerd ten voordeele van China en ook van de vreemde mo gendheden. Zoowel de douane-rechten-kwestie als het vraagstuk van de exterritoriale rechtspraak zullen worden herzien en juist het gezamenlijk optieden van de vreemde mogendheden wettigt de meening, dat de noodige waarborgen gevonden zullen worden die onvermijdelijk met een eventueel prijsgeven dier rechten verbonden zijn, waarborgen aan den eenen kant voor de aangegane schulden, aan den anderen kant, dat aan de met-Chineesche inwoners in China een behoorlijke rechtspraak wordt verzekerd. Dit gezamenlijk optreden in vredelievenden zin steekt wel schril af bij de gemeenschappelijke actie na de Bokser-opstand, toen een strafexpedi tie onder von Waldersee met al te straffe hand een gedaan onrecht herstelde, en daarmede veel bijdroeg tot de vreemdelingenhaat. Maar er is door deze nieuwe samenwerking heel wat meer verkregen dan alleen een regeling der Chineesche aangelegenheden en de leering uit dit geval te trekken kan voor toekomstige conflicten van onschatbaar nut zijn. Niet zoozeer het feit, dat gewelddadig optreden altijd de kiem in zich heeft tot nieuwe gewelddadigheden in de toekomst, het booze, dat den vloek met zich draagt steeds het booze voort te brengen, maar dat per slot van rekening de Japansche belangen in het Verre Oosten vee meer parallel loopen met die der andere machten dan men het gemeenlijk doet voorko men. Daarop zal de toekomstige politiek gebouwd moeten worden. Japan heeft groote dadelijke belangen in het nabije China temeer van no°.d^ waar zoowel het zeer kleine landbouw-areaal als zijn dichte bevolking het tot een eerste bestaanskwestie maken, dat zijn industrie bloeit. Dit proëminente van de positie van Japan in het Verre Oosten, waaraan een economische oorzaak ten grondslag ligt, moet erkend worden als punt van uitgang, wil er van een vredelievende samenwerking sprake zijn. 1 rou- wens, Japan heeft door zijn moderne staatsinrichting die zich ook meer en meer in democratische banen beweegt, er alle belang bij, dat de rust mie eigen land niet gestoord worde en dat de onvermijdelijke verbeteringen, wat het arbeidsvraagstuk betreft, geleidelijk tot stand komen zonder ver bitteringen door een zich inmengend communisme. De strijd tegen deze excessen, die zich overal ter wereld doen gevoe len en juist hun hatelijk karakter ontleenen door het opstellen van de antithese West-Oost, een tegenstelling, die hier geenszins verdoezeld mag worden, doch die niets te maken heeft met het Bolsjewisme, kan door samenwerking met Japan op vruchtbare wijze bestreden worden. Waar aan den eenen kant de positie van Japan als groote mogendheid erkend s, waar zelfs medezeggenschap over Westersche vraagstukken gegund is, dient aan den anderen kant, met erkenning van de speciale plaats, die Japan in het Pacific-gebied toekomt, de regeling van de vraagstukken in dat gebied gezamelijk te geschieden. Dit is echter alleen dan mogelijk, wanneer er voor de besprekingen een behoorlijke basis aanwezig is, die steunt op wederzijdsch vertrouwen. En om nu maar één feit te noemen, 718

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 52