nine hesluiten en dan onder omstandigheden, die het best aan het
gestelde doel beantwoorden. Men late bijv. op een afstand van
een 50 a 100 M. een ieder op zijn eigen schijf schieten en wel
allen tegelijk; daarna geve men een ieder gelegenheid om zelf te
zien hoe hij geschoten heeft; daar gaat dan met meer dan 10
minuten mee heen en niet eenige uren; en ieder kan zelf zien
hoe hij vooruitgaat. Heeft men minder patronen, dan late men
na een of twee maanden schietlessen met scherp schieten, opdat
een ieder kan zien, hoeveel hij is vooruitgegaan. Gaat een leerling
niet vooruit, dan heeft hij geen ambitie of er wordt niet goed
lesgegeven.
Ook gevechtsschietoefeningen zijn geen oefeningen in schieten;
het is slechts toepassen onder bepaalde omstandigheden. Er is
bijna »een verschil met wat een man beleeft, wanneer hij alleen,
dan wel in gezelschap van anderen op schijven schiet. In het
bevecht zelf is de mogelijkheid tweeërlei; ten eerste het vijandelijk
vuur, dat den man schrik aanjaagt, maar daar valt helaas moeilijk
op te trainen en ten tweede, dat de man zijn aandacht moet ver-
deelen tusschen het doel en zijn omgeving; hier kan men hem
wel op oefenen. Deze oefeningen moet men dan liever geen schiet-,
maar eerder gevechtsoefeningen noemen.
Bijv. de brigadect heeft zijn brigade met alle mogelijke stramheid
geoefend in het uitvoeren van een aanval op een of ander ter-
reinvoorwerp. Wordt dit nu onberispelijk uitgevoerd, dan maakt
de brmadect de omstandigheden wat moeilijker door daarna den
aanvafte laten uitvoeren, terwijl er met scherp wordt geschoten
en ieder man moet nu trachten om alle handelingen weer op pre
cies dezelfde manier als te voren uit te voeren. Wanneer dit nu
weer eenige malen wordt herhaald tot er van fouten geen spiake
meer is, dan zou men het verder nog moeilijker kunnen maken,
indien men de risico durft dragen, door het vijandelijk vuur na
te bootsen en b. v. met een mitrailleur over de brigade heen te
vuren. Ongelukken zijn uitgesloten, wanneer men maar voor een
geleidelijke, systematische opklimming van de oefeningen zorg
draaft en steeds een volgende oefening laat uitvoeren in vei band
met een voorgaande; in ieder geval mag weer niet tot een volgende
oefeninc worden overgegaan, voordat de voorgaande onbeiispe-
lijk wo'rdt uitgevoerd, en met die onberispelijke uitvoering nog
■eenige malen is herhaald.
Deze gevechtsoefeningen behooren meer thuis in een gevechts-
voorschrTft en liever niet in een schietvoorschrift; hoogstens zou
het gevechtsvoorschrift wat betreft veiligheidsmaatregelen naai het
schietvoorschrift kunnen verwijzen.
Is een brigade in deze gevechtsoefeningen voldoende geoefend,
dan kan men eenige brigades onder commando van den sectiect dan
wel compagniesct gezamenlijk aanvallend laten optreden. Deze
oefeningen vormen voor den man echter geen bijzondere moeilijk-
746