halt houden. Bijzonder uitgebreid zou dit vak dus niet zijn. Behalve deze bijzondere vakkennis moeten den man nog alge- meene eigenschappen worden bijgebracht. Hiertoe behooren: le. lichamelijke eigenschappen; 2e. karaktereigenschappen. Om den man een krachtig physiek te geven, dient het vak gymnastiek, dat expres met die bedoeling is samengesteld. Karaktereigenschappen kan men den mensch niet in den vorm van een vak bijbrengen (anders zou men toch op alle scholen op het leerplan zooveel mogelijk uren hebben uitgetrokken voor der gelijke vakken). Het karakter van den soldaat kan beïnvloed worden door de omgeving, waarin de man leeft. Een eerste vereischte is discipline en in de omgeving, waarin de man leeft, moet dus orde en tucht heerschen; het moet daar een gewoonte zijn om alle opdrachten onmiddellijk uit te voeren en zich te houden aan voorschriften ten behoeve van de orde. Deze gewoonte kan worden bijgebracht, wanneer ook inderdaad alle opdrachten onmiddellijk en goed worden uitgevoerd en alle voorgeschreven bepalingen worden nagekomen. Men moet dus in beginsel altijd de gegeven opdrachten in een dergelijken vorm inkleeden en in zoodanige omstandigheden doen uitvoeren, dat er steeds controle is op de goede uitvoering. Van de 100 opdrach ten, die een man krijgt, moet er absolute waarborg bestaan, dat er 90 beslist goed worden uitgevoerd; de overige 10 mogen dan alleen opdrachten zijn, die men moest geven, omdat de omstan digheden dat nu eenmaal geboden. Alleen dan, wanneer de op dracht ook werkelijk wordt uitgevoerd, vormt zich een associatie tusschen opdracht en uitvoering; na het ontvangen van de opdracht wordt de dan plaats hebbende gedachtengang ingeleid door de voorstelling van de uitvoering van de opdracht en niet door de her innering aan de tallooze malen, dat men de opdracht niet uitvoerde zonder dat men daarvoor werd gecorrigeerd, misschien wel zonder dat er iets van gemerkt werd. In oorlogstijd zal het regel zijn, dat de omstandigheden controle over de goede uitvoering van de op dracht niet toelaten, maar dat is geen reden om den soldaat dit in vredestijd ook te laten doen, onder het motief, dat men hem wil wennen aan arbeid zonder controle, wat men dan noemt zelf standige arbeid. De gevolgtrekking moet juist andersom zijn. Het feit, dat inderdaad in vredestijd alle gegeven opdrachten wer den uitgevoerd, omdat er nauwkeurig op de uitvoering werd ge let, brengt met zich mee, dat uit gewoonte ook onder andere om standigheden die opdrachten worden uitgevoerd. Een andere eigenschap, die zooveel mogelijk bij een soldaat moet worden aangekweekt, is het zelfvertrouwen en wel het zelf vertrouwen in die omstandigheden, die bij de uitoefening van het soldatenberoep mogelijkerwijs zullen voorkomen. Zelfvertrouwen is in den grond van de zaak hetzelfde als hoog moreel. 750

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 18