Een ieder hernnert zich het gevoel van ontevredenheid, van
lusteloosheid, dat het gevolg is van gering resultaat van eigen
arbeid, van eigen opoffering. En omgekeerd kent men het gevoel
van opgewektheid, dat het slagen in gedane arbeid, het resultaat
van getrooste opofferingen met zich meebrengt; dan is er zelf
vertrouwen of hoog moreel; alleen verkiest onze taal den term
„moreel" in die gevallen, waarin physieke gevaren zullen moeten
worden overwonnen. Zelfvertrouwen en moreel vallen dan ook
onder dezelfde wetten; beide kunnen ontwikkeld worden door
het resultaat van eigen arbeid. Waar deze eigenschappen voor
den soldaat van zoo groot gewicht zijn, moet de arbeid van een
soldaat dus steeds resultaat hebben. Die arbeid bestaat grooten-
deels uit oefenen; het resultaat voor den man is, dat hij voelt, dat
zijn vaardigheid is toegenomen. Alle vormen van oefening moeten
dus zoo zijn ingericht, dat de man beslist zijn vooruitgang op
merkt. Daarvoor moeten evenwel de oefeningen aan eischen vol
doen, die hierboven reeds zijn genoemd: controle en systeem,
hetgeen in zich opsluit orde en stramheid, en systematische op
klimming. Bij systematische opklimming is de man niet alleen
in staat zijn vaardigheid te verhoogen, maar doordat hij dan alle
opdrachten goed kan uitvoeren, omdat er geen een boven zijn ca
paciteiten gaat, wordt tevens zijn zelfvertrouwen gevestigd. Dit
zelfvertrouwen kan op anderen arbeid overslaan, en daardoor wordt
het vertrouwen op de resultaten van de nieuwe arbeid en daarmee
de ambitie grooter.
Ook het zelfvertrouwen in het gevecht, waarvoor dan de term
„moreel" meer gebruikelijk is, is aan dezelfde wetten onderhevig,
hetgeen goed uitkomt in de studie van den kapitein Koster over
„Verschijnselen van moreele depressie bij de oorlogvoerende
legers".
Zoo dikwijls meent men, dat zelfvertrouwen, moreel, gehoor
zaamheid aan de gegeven bevelen, kortom, dat alle mogelijke
karaktereigenschappen kunnen worden ontwikkeld door ze op de
proef te stellen. Dat is evenwel niet het geval; bijv. door eerlijk
heid vaak op de proef te stellen, heeft men groote kans om iemand
oneerlijk te maken.
Het bereikte resultaat kan evenwel op zelfvertrouwen, moreel
e. d. een gunstigen invloed uitoefenen. Tusschen „op de proef
stellen" en „ontwikkelen" bestaat een analoog verschil als tus
schen „toepassen" en „oefenen"; bij op de proef stellen en toe
passen wordt niet ontwikkeld en niet geoefend.
Natuurlijk heeft een ieder zijn persoonlijken aanleg. De een is
bepaald moedig, zelfs roekeloos; een ander is erg voorzichtig,
misschien wel bang. Bij allen kan evenwel het zelfvertrouwen bij
bepaalde omstandigheden worden opgevoerd. Ook zedelijke eigen
schappen, zooals plichtsgevoel, kunnen in meerdere of min
dere mate bij allen aanwezig zijn; maar ook hier kan het al of
751