de man dus niet in staat is, om onder gevechtsomstandigheden het beoefende in toepassing te brengen. Spoort men daarentegen de gemeenschappelijke elementen op van datgene, waarvoor de man in het gevecht kan komen te staan, dan krijgt men een meer beknopte oefenstof; deze beperkte oefenstof kan men zeer deugdelijk doen beoefenen. Wanneer nu in de werkelijkheid' de man voor een geval komt te staan, dat voor een gedeelte afwijkt van de toestanden op het oefenterrein, dan moet men er op speculeeren, dat voor dat ge deelte de man uit zich zelf wel zoo handig zal zijn, om zonder oefening de juiste oplossing te vinden. Daar moet men trouwens altijd op rekenen, ook al past men het eerste systeem toe. In het gevecht zal de man bijv. moeten schieten op alle mo gelijke doelen onder alle mogelijke omstandigheden. De gemeen schappelijke elementen uit deze oneindige reeks zijn het schieten en het dekken. Het gedekt een zoo goed mogelijk gericht schot afgeven, kan den man worden geleerd, zelfs zóó geleerd, dat hij dat werktuigelijk doet, en daar kan nu het onderricht op aan stevenen. Om den man op alle kleine variatie's van de werkelijk heid te oefenen, heeft geen zin, want dan wordt er nooit iets positiefs bereikt, bovendien zullen zich toch altijd nog onverwachte variatie's voordoen. Tot slot een vergelijking tusschen de methodes, waarmee ge oefend werd vóór en na den wereldoorlog, maar een heel alge- meene vergelijking: Voor den oorlog was er soberheid in de oefenstof, er konden dus gewoonten worden aangeleerd en er heerschte stramheid. Helaas bleek in den oorlog, dat de oefenstof niets met het gevecht te maken had. Na den oorlog was de oefenstof op het gevecht gebaseerd; evenwel was de oefenstof zoo uitgebreid, dat geen vaste gewoonten meer konden worden aangeleerd en de stramheid, d. w. z. het nauwgezet vervullen van de voorwaarden, waaraan alle oefening moet voldoen, ging verloren: hoewel de oefenstof dus wel be trekking had op het gevecht, werd er niet geoefend. De reglementen voor de gesloten exercitiën bevatten een oefen stof, die wel geen betrekking heeft op het gevecht, maar die toch zóó is ingericht, dat die oefenstof goed verwerkt wordt. Op dezelfde sobere, nauwgezette manier zouden alle oefeningsvoor schriften moeten zijn ingericht, voor al die vakken, die een infan terist moet leeren, zooals aanvallen, pionieren, schieten, geweer- vechten, marcheeren, verbindingsdienst, -gymnastiek en nog meer, als men wil. 755

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 23