b. van de zijde van het kader der telefoontroepen (en hiervan speciaal de officieren) een globale kennis van het gebruik der verschillende wapens en dus wat tactisch denken; voorts verant woordelijkheidsgevoel, initiatief en een groote werkkracht; c. eenheid van opvatting bij den aanleg van het telefoonnet; d. een voortdurende controle der verbindingen en een spoedig kunnen herstellen van met eenvoudige middelen op te heffen ge breken. Om een warnet van telefoonlijnen, met al de nadeelen (b. v. inductie) daaraan verbonden, te voorkomen en het personeel zoo voordeelig mogelijk aan het werk te zetten, dient vóór den aanleg van het telefoonnet te worden nagegaan: a. welke posten verbonden moeten worden en voor wie en voor welk doel de verschillende verbindingen bestemd zijn; b. het beloop der telefoonlijnen; c. wie de verbindingen moeten aanleggen; d. wie ze moeten controleeren en z. n. herstellen; e. hoe het telefoonverkeer geregeld moet worden. Door welke bevelvoerenden zullen nu deze bevelen en aan wijzingen gegeven moeten worden? Waar de Red. verantwoordelijk is voor een goede werking van zijn regiment en een Afd. C. voor die van zijn afdeeling en deze werking in zeer belangrijke mate afhankelijk is van de telefoon verbindingen, dienen dus ook deze bevelvoerenden de noodige bevelen en aanwijzingen te geven ter verzekering van een juist telefoonnet in hun onderdeel. Teneinde hun taak in dezen echter z. v. nr. te verlichten hebben zij de beschikking gekregen over een z. g. telefoonofficier. Voor den aanleg en het onderhoud der verbindingen beschikken zij voorts over het organiek ingedeeld personeel en materieel als hieronder is aangegeven: Regimentsstaf. personeel. 1 bereden patrouille a 3 man. 1 patr. op motorrijwiel (met zijspan) a 3 man. materieel. 4 toestellen. 8 haspels a 500 M. kabel. Afd. Staf Veld of Berg. personeel. 1 bereden patr. a 3 man. 2 onbereden patrs. elk a 3 man. materieel. 6 toestellen. 12 K. M. kabel op haspels van 500 M. 758

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 26