de rechterhand op een knop drukken. In deze gevallen had de reactietijd veel grootere waarden, wel tot 0,4 a 0,5 sec. Bovendien leeren deze proeven, dat de reactietijd door beoefe ning van een speciaal geval voor dat speciale geval kan afnemen. Bij het schieten is het van het grootste belang, dat de reactietijd zoo kort mogelijk is. Altijd zal immers het geweer schommelen, ook zelfs in de gunstigste houding, en het is dus zaak, dat het geweer gedurende den reactietijd zoo min mogelijk van stand verandert. De schutter zal dus zoo snel mogelijk den trekker moeten doordrukken, wanneer hij heeft waargenomen, dat het geweer gericht is, opdat het geweer zoo min mogelijk van stand verandert. Hoe moet men dit nu een ongeoefende leeren? Men stelle eerst den vorm van uitvoering vast en deze is al zeer eenvoudig; men heeft immers niets anders te doen, dan de ge wrichten van den rechterwijsvinger te buigen, waarbij er dan vooral op gelet moet worden, dat alle overige gewrichten van het lichaam onbewegelijk moeten blijven en dus door de spanning van de spieren moeten worden vastgezet, om toch vooral niet het geweer dit de richting te brengen. Men late deze beweging door den beginneling onder de een voudigste omstandigheden uitvoeren, dat is dus zonder geweer; zooals het V. S. I. zelf ook aangeeft, moet hij dan de rechterwijs vinger bij een gesloten vuist buigen en strekken. Dat geldt evenwel niet alleen voor stijv r vingers, maar voor de wijsvingers van alle beginners. Nu moet er evenwel op gelet worden, dat de overige gewrichten van het lichaam worden vastgezet, dus dat er niets aan andere lichaamsdeelen, ook niet aan de rechtervuist zelf, beweegt. Datzelfde laat men daarna doen met geweer, dus de rechterwijs vinger om den trekker, het geweer in een niet te moeilijke houding, bijv. de vaardighouding en eerst daarna met het geweer in de aanslaghouding. Op die manier wordt dan langzamerhand de beweging vastgelegd, om het met in de psychologie gebruikelijke termen uit te drukken: de zenuwbaan van minsten weerstand, die bij die beweging behoort, wordt gevormd. Aanvankelijk heeft men bij een beweging alle aandacht noodig, om de bevelen naar de spieren, die zich bij die beweging al of niet verkorten, krachtig of minder krachtig, tegelijkertijd of in een bepaalde volgorde achter elkaar, moeten samentrekken, langs de juiste banen te leiden. Door afdoende herhaling kan men op den duur, bij den een snel en bij den ander langzaam, bereiken, dat die beweging in den juisten vorm wordt uitgevoerd, zonder dat er de aandacht op wordt geconcentreerd; dan is die beweging werktuigelijk geworden. Een werktuigelijke beweging voert men zonder het zelf te weten in een bepaalden vorm uit, n. 1. in dien vorm, waarin men de beweging zoo dikwijls heeft herhaald. Zon- 735

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 3