der herhaling is het onmogelijk om ooit een beweging werktuige lijk aan te leeren. De schutter concentreert zijn aandacht op het samenvallen van vizier- en richtlijn; neemt hij waar, dat hij gericht is, dan moet het onwillekeurig gevolg van dat oordeel zijn, dat werktuigelijk de gewrichten van de rechterwijsvinger zich buigen, en het schot afgaat; overigens moet het lichaam heelenraal stil blijven. Daaruit volgt, dat ook de combinatie van waarnemen, gevolgd door doordrukken, moet beoefend worden, maar daarmee moet men eerst beginnen, wanneer het doordrukken zelf door gere gelde beoefening een werktuigelijke beweging is geworden. Maar dan zal het nog aanbeveling verdienen, dat de doordrukbeweging zelf ook nog herhaald wordt; zelfs de best geoefende kan die beweging nog sneller, nog plotselinger uitvoeren. Dit combineeren kan men dan beoefenen bijv. door de man schappen te doen richten op een doel, waarbij ieder door moet drukken, wanneer hij gericht is; de instructeur moet dan nagaan, dat de geweren onder het doordrukken stil blijven liggen; daar gaat het immers om. En juist omdat dit controleeren zoo moeilijk is, verdient het aanbeveling door afdoende herhaling van meer overzichtelijke oefeningen den vorm van de beweging zoo vast te leggen, dat de leerling het niet meer fout kan, ook al zou hij niet al zijn best doen om het goed te doen. Eerst nadat de onderwijzer denkt dat het reageeren op het waarnemen in den juisten vorm werktuigelijk plaats heeft, laat hij met losse en daarna met scherpe patronen schieten; vooral niet eerder. Hij kan daar beter maanden te laat mee beginnen dan dagen te vroeg. Het valt te betwijfelen of het V. S. 1. in art. 33 (I) dit ook zoo bedoelt, in ieder geval is het er niet positief uit te lezen. Wanneer men den man te vroeg laat richten, gevolgd door doordrukken, wanneer men hem dus de opdracht geeft om op een bepaalde waarneming een handeling te verrichten, die hij nog niet werktuigelijk kan uitvoeren, dan is het noodzakelijk gevolg öf, dat de beweging onzuiver wordt uitgevoerd, dus dat er onge- wenschte bewegingen plaats hebben, het z. g. rukken, öf dat de man zijn aandacht op de handeling concentreert en niet op het waarnemen, dus dat hij slecht gericht is. Men kan nu eenmaal de aandacht maar op één ding tegelijk concentreeren. Dit systeem van onderwijs wordt overal zoo uitgevoerd. Wanneer een beweging is opgebouwd uit de onderdeelen a, b, c, d, enz., dan leert men eerst a; wordt deze beweging werktuigelijk uitge voerd, dan voegt men er b bij; kan dit weer worden uitgevoerd zonder er de aandacht bij te houden, dan voegt men er c bij, enz. Bij het schrijfonderricht gebeurt dit zelfs letterlijk. Alle onderricht in bewegingen heeft op deze manier plaats, van het schrijven tot pianospelen, zwemmen, boksen, gymnastiek en schermen toe;. 736

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 4