doch in gelijke positie te brengen als b.v. de Diergeneeskundige dienst, de Topografische Dienst, de Intendance, enz. In verband met de plaats hebbende krijgsoperatiën is echter dit voorstel niet tot uitvoering gekomen. Het spreekt vanzelf, dat bij een dergelijken uitgebreide dienst als de Fransche autodienst, verschillende nevenorganisaties noodig waren om dit orgaan steeds in werking te kunnen houden. Deze nevenorganisaties zullen o.a. hebben te zorgen voor Aanvulling en onderhoud van personeel, aanvulling en onder houd van materieel, verkrijgen en verdeeling van bedrijfsstoffen, banden, enz., uitvoeren van reparaties enz. en waar auto en weg een onverbrekelijk geheel vormen, dient er ook voor te worden gezorgd, dat de wegen in bruikbaren toestand blijven c.q. worden gebracht. Hieronder zal in het kort een enkele van deze „hulpdiensten onderdeelen vormende van den Autodienst, worden besproken, voor zoover dit van waarde kan worden geacht voor het N.I. leger. De onverwachte groote uitbreiding van den autodienst maakte het reeds vrijwel onmiddellijk na het uitbreken van den oorlog dringend noodig maatregelen voor de personeelsvoorziening te nemen. Wel was in de „instruction" van 1913 dit vraagstuk on der de oogen gezien en waren enkele maatregelen voorgeschreven, doch in Augustus 1914 waren deze nog niet in details uitgewerkt. De gerequireerde auto's werden bij voorkeur bemand met de in vredestijd daarop rijdende bestuurders, welke onmiddellijk onder militair verband werden gebracht, hetgeen gedeeltelijk in vredes tijd was voorbereid. Deze maatregel heeft zeer veel voordeelen, daar de bestuurders hun wagen reeds kennen, wat een goeden gang van den dienst ten zeerste bevordert. Het op deze wijze verkregen aantal bestuurders was echter onvoldoende, zoodat op andere wijze aanvulling moest worden gezocht. Allereerst werden hiervoor genomen de bij andere wapens en diensten ingedeelde militairen, welke reeds in het bezit van een rijbewijs waren. Deze moesten een proef afleggen of kregen een korte herop leiding en werden daarna bij den autodienst ingedeeld. De op deze wijze verkregen bestuurders voldeden over het algemeen goed, daar zij meestal reeds over een groote rijervaring beschik ten en aan discipline gewend waren. Toen ook op deze wijze nog niet voldoende aanvulling kon worden verkregen werden voor den duur van den oorlog vrijwil ligers in dienst genomen, die een oppervlakkige opleiding ont vingen en voor een groot deel zich dan ook de noodige bedre venheid en discipline eigen moesten maken na hun opleiding. Ook deze aanvulling was, in verband met de steeds doorgaande uitbreiding van den autodienst en mede in verband met verliezen, etc. (verloven, evacuaties, teruggang in burgerlijke betrekking) niet voldoende, zoodat men genoodzaakt was menschen in op- 784

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 52