leiding te nemen, die te voren nooit aan het stuur van een auto hadden gezeten. Bij voorkeur koos men deze aanstaande bestuur ders uit de hulptroepen, physiek minder geschikten, enz. Men kwam er op die manier echter nog niet, zoodat men zijn toe vlucht nam tot vrouwelijke bestuurders voor diensten achter het front, waardoor een zeker aantal bestuurders voor de voorgelegen zones vrij kwam. Toen Frankrijk van uitheemsche troepen ging gebruik maken, werd beproefd deze tot bestuurder op te leiden, hetgeen over het algemeen een vrij pover resultaat heeft gegeven. De Kabylen o. a. bleken volkomen ongeschikt te zijn, terwijl Sénégaleezen zoo weinig ontwikkeld (in het begin aten zij het vet voor smering van de auto's op) en traag waren, dat ook zij niet konden worden benut. Annamieten daarentegen bleken buitenge woon geschikt te zijn om tot bestuurder te worden opgeleid. Tot het einde van den oorlog toe is echter steeds een te kort aan bestuurders geweest. Het is hier de plaats om een lans te breken voor de Inlandsche bestuurders in onze koloniën. De Inlander in het algemeen is zeer geschikt om tot bestuurder te worden opgeleid en is, mits onder voortdurend toezicht en controle, als zoodanig zeer goed bruikbaar. Behoudens een klein percentage uitzonderingen is hij echter niet geschikt om zonder toezicht langen tijd zelfstandig te zijn, doch'dit zal in oorlogstijd over het algemeen niet voor komen. De opleiding van Inlanders tot bestuurder duurt over het algemeen vrij lang, doch zijn rijcapaciteiten zijn zoodanig, dat een betrouwbaar vervoer verkregen kan worden. Waar op Java een zeer groot aantal Inlandsche bestuurders aanwezig is, zal de personeelsvoorziening van den autodienst van ons leger, voorwat de bestuurders betreft niet met dergelijke groote moei lijkheden behoeven gepaard te gaan als de Fransche autodienst heeft ondervonden, mits in vredestijd de noodige voorbereidingen zijn getroffen om deze bestuurders bij mobilisatie in militair verband te brengen. In het begin van den oorlog meende men in Frankrijk, dat aan bestuurders geen hooge eischen wat physiek betreft behoefden gesteld te worden en nam men daarvoor lichamelijk minder ge schikte personen. Het bleek echter al spoedig in de praktijk, dat dit een verkeerde opvatting was en dat voor bestuurders geen „embusqués" en lichamelijk minder geschikten gebruikt kunnen worden, daar dan op momenten, waar dikwijls het slagen van een operatie afhangt van de wijze waarop de autodienst zijn werk verricht, het personeel de opgedragen diensten niet kan volhouden, zoodat dan de autodienst als rem op het verloop van de krijgs verrichtingen werkt. In dit verband moge het volgende uit een gesprek van een Fransch bestuurder als staaltje van hetgeen van een bestuurder gevergd kan worden, worden aangehaald. Quand on est parti a trois heures du matin, qu'on a roulé pen dant huit heures pour aller a Nixéville, qu'on revient sur Bar 785

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 53