geld met korting op de soldij of het uitstellen van de ontvangst van dat eene stuk. Van het laatste is weder het gevolg: uitbetaling van een restant, dat den weg op gaat van alle vroegere restanten en dat dus de volgende maal gemist wordt! Hoeveel beter zou het niet zijn, als dat restant niet uitbetaald werd, doch beschikbaar bleef voor een volgende vernieuwing, begrip driemaandelijksche vernieuwing kon dan meteen verdwijnen er behoefde slechts over te blijven het periodiek bijschrijven van het kleedinggeld op een afrekening. Men zou daarbij des ge- wenscht kunnen bepalen, óf dat het saldo boven zeker bedrag werd uitbetaald, óf dat het op de postspaarbank werd gezet. Eerstgenoemde methode verdient de voorkeur daar zij het minste werk geeft en het meest in den smaak van den man valt. De onderscheiding in gewone schuld en schuld wegens voor schot op soldij moet natuurlijk behouden blijven. In de gewone schuldrekening komt echter als periodieke bate het kleedinggeld. Zou men de beide schuldrekeningen gaan vermengen, dan zou die bate door de grootere schulden wegens ^voorschot worden opgeslokt en de man een tijdlang bloot staan aan de kans van korting wegens voorschot en korting voor kleeding, ook al zou van eerstgenoemde korting de duur iets verkort worden. Dat de andere schulden uit de gewone schuldrekening met de schulden voor kleeding gemengd zouden worden is geen bezwaar: thans bestaat dat vrijwel eveneens. Dus de schuldrekening geeft een schuld of (en nu als regel) een batig saldo (van wege het daarop gestorte kleedinggeld). Ten laste daarvan komen de bedragen voor aangeschafte kleeding. De ontvangst hiervan geschiede niet door alle compagnieën gelijktijdig op het eind van het kwartaal, doch naar behoefte. Daardoor wordt een regelmatige ontvangst en verstrekking uit de magazijnen van kleeding verkregen. Deze worden dan niet kwar- taalsgewijze bestormd. De daarmede gepaard gaande drukte vervalt. De grootste moeite veroorzaken de magazijnen zelf, daar die nooit of te nimmer het aangevraagde naar den eisch beschikbaar hebben. Dan weer zijn de gewilde maten van bamboehoeden uitverkocht en geeft men maar wat: art. 68 (3) is er goed voor. Dan weer zijn er geen ligmatjes, of geen broeken 2e taille en geeft men eerste taille. Naar kleur van grijs groen goed (jas en broek passend) wordt aanvankelijk niet gekeken. Art 68! Past de jas, maar kleurt de broek niet, dan is verwisselen van beide stukken noodig, van wege de mogelijke kleur van het bij de verwisseling te ontvangen goed. Ook de ellende (en wie 30 zieken heeft, kan er van mede speken) van het ontvangen van vernieuwing voor in het hospitaal verpleegden, waarvan er sommigen maanden weg blijven, kan vervallen. 789

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 57