Was het nu onvermijdelijk noodzakelijk, dat tusschen beide maritieme aangelegenheden een innige band bestond, dan zou voor dezen stand van zaken althans nog iels te zeggen zijn, maar beide defensies komen meer en meer los van elkaar te staan en er blijft zoodoende een verband gelegd, dat uit een militair oogpunt overbodig is, terwijl dat de goede samen werking in Indië zelf bemoeilijkt. Dit alles zal nog verhoogde beteekenis krijgen wanneer het luchtwapen een voornamer plaats gaat innemen; de luchtvaart omspant de gebieden van land- en zeemacht samen en maakt dat de geheele luchtverdediging als één organisch geheel moet worden opgevat en bestuurd. Meer dan ooit wordt één enkele centrale leiding der Indische defensie eisch des tijds en een regeling die een belangrijk onderdeel daaivan naar een ander werelddeel verlegt, moet als verouderd en onhoudbaar worden beschouwd. Resumeerend meen ik, besluit schrijver, dus dat het perspectief dat zich voor de Marine opent niet meer gaat in de tot nu toe gevolgde lijn der Staatsmarine, maar dat politieke, organisatorische en practische overwe gingen moeten leiden tot de stichting van een afzonderlijke Indische zee macht met eigen materieel en personeel en eigen organisatiën, los van den Minister van Marine. De regelingen met betrekking tot de verde diging van Indië behooren van één punt uit te gaan en langs een weg dat is via den Minister van Koloniën voor zoover noodig den Nederland- schen wetgever te bereiken. Wat voor het leger reeds zoo lange jaren bestaat en vruchten draagt, kanvoor de zeemacht niet onbereikbaar zijn; het komt er slechts op aan den beslissenden stap te doen. Dat die stap voor de Nederlandsche Marine veel pijnlijks heeft zal niemand ontken nen maar wat het zwaarst is moet het zwaarste wegen. De defensie moét ingericht zijn naar de strengste eischen der militaire doelmatigheid en gevoelsoverwegingen mogen niet meer meespreken. Die eisch gaat in de richting die het geheele Regeeringbeleid reeds heeft ingeslagen; de be'moeienis van den Minister van Marine met de Indische vloot wordt allengs onhoudbaar. Indië heeft rechtop datgene wat zijn maritieme verde diging eischt, zijn eigen zeemacht, die het zelf ontwerpt, zelf beheert, met eigen personeel voorziet en zelf betaalt! Moge de nieuw optredende Regeering dat perspectief ook aldus inzien, De Locomotief schrijft: De vorige minister van marine, de heei E. P. Westerveld, schrijft in het Tijdschrift van de Ned. Mij. voor Nijverheid en Handel over de be langen van handel en nijverheid bij een splitsing van onze marine in twee deelen, elk met een eigen personeel en materiaal, naar aanleiding van een hem daartoe gedaan verzoek der redactie van het Tijdschrift. Het volgende is er aan ontleend: Onze Marine is altijd geweest het naar builen zichtbare teeken van ons bestaan als zelfstandige natie. Dit is geen specifiek Nederlandsch, noch een Indisch, doch een rijksbelang, waarvan de behartiging is opgedragen aan de rijksregeering; een belang dat niet mag worden beschouwd als rakende uitsluitend de verantwoordelijkheid van de ministers, die de ver dedigingsmiddelen beheeren. Handel en Nijverheid zijn gebaat met een oordeelkundig vlagvertoon zij zijn in hooge mate afhankelijk van het behoud van onze souveremiteit over de prachtige koloniën in Oost-Azië. En aangezien noch het een, noch het ander mogelijk is zonder een vloot, is het in hun belang om de zorg daarvoor te beschouwen als Staatstaak en niet als taak van elk onderdeel van het imperium, dat zich Staat der Nederlanden noemt. Daarom" zoo schreef de Staatscommissie van 1912 in haar rapport —"„moet het denkbeeld van eene koloniale marine worden losgelaten en zal men moeten blijven vasthouden aan eene Staatsmarine, wat echter niet uitsluit, dat deze zoo kan worden georganiseerd, dat zij in hare samen stelling voor elk deel van den Staat aan afzonderlijke eischen beantwoordt. 800

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 68