het gaat bij de bepaling van het aandeel dat ieder der beide machten afzonderlijk: Leger en Vloot daarin zal hebben te vervullen. Zoowel omtrent die defensie zelve als in verschillende harer elementen doelstelling, beteekenis van de handhaving der neutraliteit, bijzondere taak der Vloot van het Leger is gaan heerschen eene zoodanige ver vreemding van begrippen dat men gaat twijfelen aan de geschiktheid on zer taal, althans van het deel daarvan dat het vocabulaire van Leger en Vloot vormt om bij allen dezelfde denkbeelden wakker te roepen. Bij Leger en Vloot! Men kan niet zeggen dat'Marine zich in den laatsten tijd druk doet hooren. Het Leger wel, en het geluid verraadt duidelijk onrust. De »Mees- tersche" vergadering zooals kapitein Boerstra zoo terecht opmerkt in zijn voortreffelijke studie: Het aandeel van Leger en Vloot in de handha ving van de in- en uitwendige veiligheid van Nederlandsch-Indie - gaf Ulting aan die onrust. Nu moge men het afkeuren dat op eene dergelijke vergadering incidenteel zoo belangrijke vraagstukken werden ingeleid - men weet dat vooral in het onderhavige geval het gevoel daarin eene grootere plaats kreeg dan bij de behandeling van zoo brandende onderwerpen gewenscht is en ook wij zijn geen voorstanders van zulke „wilde actie, maar zij had in allen gevalle de verdienste dat zij uiting gaf aan een in ruimen legerkring bestaande onrust. Het gaat om velerlei vragen of eene marine, als waarover wij thans dan wel binnenkort kunnen e- schikken in staat is hare taak in de defensie van dit eilandenrijk naar behooren te vervullen; of die taak wel juist is gesteld; of het legei"daann behoorlijke plaats krijgt; of het met het oog op onze zeer beperkte finan ciën terwille eener vloot van twijfelachtige waarde met wordt verschrompeld 'tot zoodanigen vorm dat het ook niet meer geschikt ,s voor de eigen taak ook in beperkten vorm: de handhaving van ons gezag, o n d e r alle omstandigheden in dezen archipel zelf. Het is immers wel zeker dat met het jaar de verhoudingen in de onder Westersch gezag staande Aziatische landen zich verscherpen, en me houde dit vooral in het oog dat in wezen ieder conflict tusschen het Westen en die landen het karakter heeft van een buitenlandsch conflict,, ook al zou de volle beteekenis dezer opmerking zich denkelijk eerst doen gevoelen indien de machtsvraag hier in al haar consequenties aan de orde werd gesteld. Zoo omvat ook de bescheiden doelstelling van ons leger- handhaving der binnenlandsche orde, voortdurend belangrijker worden e factoren en het leger heeft in de volkomen beheersching eener alleen op. Java 35' millioen menschen tellende bevolking eene taak welke eveneens met het jaar zwaarder wordt. Dit wordt o-i. teveel over het hoofd gezien; wij hebben alswij den blik naar eene niet verre toekomst richten, daarvoor een bijzonder paraat leger noodig en het behoeft geen betoog dat ook de meest oppermaehtige vloot - gesteld wij hadden of kregen die - met in staat is ook maar ergens od den wal, waarom het tenslotte toch steeds g a at, a f s t r ijPd t m en'op het water of in de 1 u c h t, ons Gezag te Vezdoodz1etnmenedaVteiIilgdeen'toekomst een Indisch leger, geschikt voor ver dediging van dit land tegen een binnenlandschen vijand, niet meer zat kunnen zijn de bescheiden weermacht welke daarvoor nog met zoo g geleden voldoende werd geacht. Er is, dit staat wel vast, in het leger groote onrust, en de studie van kaoitein Boerstra nuchter, passieloos en met een streng beheerschte wTkkeifng va" 1gedacht en,'mag niet zijn als het geluid van hem die roe pende is in de woestijn. 802

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 70