werd gemist. De Regeering nam slechts terloops de taak van het leger in beschouwing, en dit veroorzaakte in militaire kringen onrust. Dan wijst hij op de voortdurende wijziging der ideeën: 1912 de staatscommissie wil eene vloot van slagschepen geschikt voor operatieve doeleinden. Deze vloot zou lndië eene zóó groote mate van veiligheid hebben geschonken dat men er genoegen mee kon nemen dat op het leger ietwat werd toegegeven. Hier zien we dus de van militaire zijde gedane erkenning: dat de ver zekering der veiligheid van lndië van primair belang is, en derhalve van ondergeschikte beteekenis: wie die veiligheid waarborgt. Indien deplan- nen der staatscommissie-1912 waren verwezenlijkt, derhalve de marine n. 1. de toen ontworpen, slagschepenvloot die veiligheid naar behooren zou kunnen verzorgen, dan had het leger genoegen genomen met eene beperking van zijn taak. 1922: er wordt nu eene vloot van klein materiaal noodig geacht, en wel op gronden van politieker/, economischen, strategischen als tactischen aard, zoowel als door vei kregen oorlogserva ring en met het oog op nieuwe geestesstroomingen. Het zal zeker niet dikwijls voorkomen dat de wenschelijkheid van ies zoo a/doende blijkt, dat aan niet minder dan zes overwegingen wordt voldaan. Goed; wij leggen ons dus neer bij deze gewijzigde opvatting en hopen alleen maar dat, indien we tijdig genoeg de thans gewenschte vloot krij gen, over tien jaar niet, wederom op grond van minstens zes overwegin gen, iets anders wordt noodig geacht. Gaan we nu na welke taak we aan onze vloot hebben te stellen, en welk deel van onze defensie die taak is, dan komen we tot de volgende opmerking. Bij een oorlog in den Pacific loopt lndië de groote kans der neutraliteits schending, en daarop behoort onze defensie zich dus in te stellen. Het woord „neutraliteitsschending'' heeft heel wat verwarring gesticht- het wordt door sommigen gehanteerd ook bij afwezigheid van het juiste begrip. Hier geldt: „Denn eben wo Begriffe fehlen, Da stellt ein Wort zur rechten Zeit sich ein." Ieder defensieman, hij behoore tot leger of vloot, zal moeten erkennen dat schending onzer neutraliteit op verschillende wijzen mogelijk is. Kapt Boerstra definieert ze als volgt: de schending van eenvoudigen aard, bewust of onbewust door èèn der belligerenten gepleegd en door ons onmiddellijk af te wijzen of te herstellen de ernstige schending. Hierover zegt meergenoemd stafofficier het volgende, dat wij om de groote beteekenis in zijn geheel laten volgen: „Doch ook, en hier verspringt plotseling het karakter der schending, kan een oorlogvoerende van oordeel zijn, dat, wil hij den krijg waarin hij is gewikkeld, met succes kunnen voeren, hij zich zal hebben meester te maken van een grooter of kleiner deel van het territoir van een neutrale, hetzij voorbijgaand, hetzij voor langeren tijd. Aangezien het voor hem van vitaal belang zal zijn, dat hij in dien opzet slaagt, zal die neutraliteitsschending het karakter diagen van een rechtstreekschen aanval. De daarbij in te zetten krachten zal hij afmeten naar den tegenstand, welken hij heeft te verwachten. Zulk een schending betrekt een neutrale onherroepelijk in den oorlog en wel aan de zijde van den anderen oorlogvoerende, met wien hij dan èèn partij gaat vormen. Voor deze partij is het van het allergrootste belang, dat de andere faalt in haar poging en voor den neutrale is het dus niet alleen plicht, maar ook primitief eigenbelang dat hij zijne maatregelen zoodanig neemt, dat de aanrander het begeerde object niet in handen krijgt. Voor den uitslag van den oorlog kan dit eenvoudig de beslissende factor zijn. Verkeert een neutraal land in de omstandigheid, dat zulke, voor èèn der oorlogvoerenden van vitaal belang zijnde punten binnen zijn territoir gelegen 805

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 73