807 onze marine kan zeker die aantasting niet beletten, doch wel dat de vijand van zijn verovering profijt trekt. In het kader dezer marine-beschouwing past dus volkoming de opmerking (in ons artikel van Zaterdag van een marine-deskundige) dat men aan punten als Balik Papan en Tarakan geen overdreven waarde moet toekennen. Zóó: door terugdringing der waarde van bepaalde punten in onzen archipel naar het secundaire plan: door aan te nemen dat de vijand dit precies zoo ziet en hiervoor slechts wat bescheiden materiaal zal bestem menkomt men, na eenmaal deze gewrongen vaststelling der situatie te hebben aanvaard, tot de meening dat onze nieuwste vloot althans in staat zal zijn voor hare taak en die is den vijand beletten winst te plukken van zijn verovering. Het is op dezen vorm van defensie men zou kunnen spreken van „confectie-defensie" - dat de heer Talma in den Volksraad doelde toen hij: zeide: dat de doelstelling pasklaar was gemaakt voorde vloot! En nu het Leger, dat wij in casu vertegenwoordigd achten door kapt. Boerstra eene persoonlijke vrijheid welke wij ons meenen te mogen veroorlooven het is er van overtuigd dat onze archipel waardevolle punten heeft zelfs „van onscha bare waarde"welke voor één der twee belligerenten in den Pacific van vitaal belang kunnen zijn; het wil er dus rekening mee houden dat de vijand voor de verovering daarvan eene ernstige poging zal aanwenden, waaruit dus volgt dat de krachtsinspanning welke hij zich daarvoor wil getroosten, in overeenstem ming zal zijn met zijn waardeering van het object; het is, evenals marine, (want hier ontmoeten beider overwegingen elkaar weer) van meening dat onze vloot een ernstigen aanval dier punten niet kan keeren. Derhalve wil het leger: dat althans de, natuurlijk op den wal liggende, critieke punten op de buitenbezittingen krachtig zullen worden bezet, teneinde ze met kans op succes den vijand te kunnen betwisten. Hoe krachtiger natuurlijk binnen bepaalde grenzen die bezitting, hoe grooter de transportvloot welke de vijand noodig heeft. hoe mooier kans deze biedt aan een Hollandsche vloot van klein materiaal. Resumeerendehet leger is er ook mee tevreden indien eene krach tige vloot (als de ontworpen slagschepenvloot van 1912) voor de defensie van dezen archipel zorgt. Het wil zich dan met een meer bescheiden taak vergenoegen. Evenwel, waar het thans, ook uit de opmerking van Regeering en Marine vaststaat dat de voor ons ontworpen vloot niet in staat is eene ernstige schending onzer neutraliteit, als de vermeestering van zekere critieke punten, te beletten, acht het leger het noodig dat althans eene afdeeling der land macht die taak op zich neemt. Hiertoe heeft men noodig een modern toegerust, met offensieven geest bezield leger terwijl duidelijk aan het licht is getreden dat de Regeering de urgentie van het bestaan van zoodanige weermachtniet voldoende meer inziet sinds verschillende vlootplannen aan de orde werden gesteld. Hierin vindt men de verklaring der onrust welke het leger bezielt. Het kan o. i. den outsider niet moeilijk vallen zich na de voorlichting van beide zijden een opinie te vormen. Men hoort allewegen de leuze aanheffen: een eilandenrijk is slechts door een vloot te verdedigen. Accoord! Als men ons die vloot had gegeven men denke aan deartil- lerievloot van 1912 dan ware het voor het leger gepast en voegzaam geweest te zwijgen en zich te contenteeren met eene meer bescheiden plaats in ons defensiestelsel, waarbij men in het oog dient te houden dat de handhaving van ons Gezag onder eene met den dag meer om onafhan-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 75