810 Bij dit laatste zegt de schrijver: „Ook verdient het overweging om alle zware mitrailleurs uit te rusten met het toebehooren voor het schieten op luchtdoelen dit vraagt slechts geringe kosten en kan van onberekenbaar nut zijn. Het aantal gevallen waarin alle zware mitrailleurs van een M. P. noodig zullen zijn voor luchtbestrijding, is waarlijk niet gering. Ik denk daarbij b.v. aan de bescherming van den marcheeienden troep, of aan het bestemmen van het M.P. van een bataljon in reserve om, gedurende het gevecht, voor luchtafweer zorg te diagen, omdat van de mitrailleurs der vóór bataljons geen enkel stuk voor deze taak kan worden afgezonderd", welke -opmerking ook voor ons leger zijn waarde heeft. Een interessant artikel is ook „De Fransche school" door X. waarin ■een vergelijking van die school en de Schlieffensche leer wordt gemaakt. Hierin wordt ook een lans gebroken voor het oprichten van mitrailleur bataljons in Nede:l. zooals dit in Frankrijk geschiedde. Het eigenlijk doel van het artikel blijkt te zijn: „de theoretische moge lijkheid van een overwinning aan te toonen, te trachten hèn te bekeeren, die in hun hart niet meer aan een overwinning gelooven. Niet het pleiten voor een bepaalde gevechtstactiek kon het hoofddoel zijn, daar, bij de heerschende depressie en ontmoediging, bij de onuitgesproken twijfel aan het succes van een oorlog, elke tactische handeling, hetzij men omvat •of doorbreekt, hetzij men aanvalt of terugtrekt, ten ondergang is gedoemd." Ie Luitenant L W. van der Heem schrijft over: „De opleiding van ver bindingspersoneel. Een instructie seintafel." „Gegevens vreemde legers" geeft het vervolg van het XI Ve, over Zwe den handelende gedeelte. Mavors. September 1925. Een artikel van den Kolonel-intendant L. E W. van Albada gaat „Over de keuze van een veldkijker". Hierin betoogt hij de wenschelijkheid dat niet ieder officier eenzelfde soort kijker bezit. De luitenants Veldmeyer en Fortanier geven de uitwerking van de vroe ger in Mavors verschenen opdracht voor: „De compagnie be last met het open houden van een brug voor korten tijd gedurende de duisternis." De bekende wapenspecialist, kapitein S.J.C. Oly, behandelt ,,De Neder- iandsche legerpistolen." Het pistool M. '25 No. 1 heeft een baliber van 7-65 rn.M., M'25 No. 2 van 9 m M. Door loopverwisseling zijn deze beide modellen inter changeable- Het zijn Browningmodellen van de F. N. fabrieken. Luitenant L. W. Russer vervolgt „Eenige bijzonderheden omtrent het ■leger in Ned. Indië". Res- Kapitein W. J. M. verdedigt „Het vooroefenings-instituut". In „Losse hoofdstukken over het vuren met de zware mitrailleurs'' legt de kapitein Oly de methoden neer, die in de laatste jaren aan de Normaal Schietschool zijn onderwezen aan de Mitrailleur-Pelotons-Com- mandanten, zoowel Verlofs- als Beroeps-Officieren. „Hierdoor wordt tegemoet gekomen aan de vaak geuite wenschen, het aan de Schietschool geleerde in gedrukt bezit te verkrijgen, zonder dat wordt vooruitgeloopen op het nieuw te verschijnen Voorschiift, hetwelk nog aan wijziging onderhevig, niet letterlijk hetzelfde zal bevatten. Wèl mag worden aangenomen, dat de geest dezelfde zal zijn". Artilleristisch tijdschrift. September 1925 (Bijlage van Movors). Hierin besluit le Lt. J. H. van Swinden Koopmans zijn artikel: „Iets over mas keering en camouflage enz." Hij vermeldt het gebruik van schijn- stellingen en de daaraan te stellen eischen en geeft de volgende hoofd regels voor camouflage, welke hij vermomming noemt: 1. Vermomming moet logisch zijn. 2. Ze moet voortdurend gecontroleerd worden. 3 Ze moet zoo weinig mogelijk zichtbare verandering in hetterrein brengen. Kapitein Grotendorst vervolgt zijn „Aanteekeningen over de kust-artillerie". Bk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 78