moeilijker maken door van de leerlingen een absoluut gedekte houding te vergen tijdens het opzoeken. Een voorbeeld voor 3e: het geweer in den aanslag brengen. Al vorens men hiermee begint, moet de man eerst leeren het magazijn te vullen en de vaardighouding aan te nemen en dan pas leert hij de aanslaghouding. Misschien is voor het eerste onderricht de staande aanslaghouding het gemakkelijkst, niet zoozeer voor den man, als wel voor den instructeur, die bij die houding een iets beter overzicht heeft over zijn klas, en dan de fouten beter kan voorkomen en corrigeeren. Het onderricht begint met het aanleeren van de goede been houding, eerst zonder, daarna met geweer. Dan het aannemen van de vaardighouding, waarbij de romp rechtop moet blijven. Daarna de aanslaghouding, wat nogal moeilijk is, omdat het ge weer zoo zwaar is; dus laat men aanvankelijk het geweer rusten op een bamboe of dergelijke inrichting en gaat dat nu werktuige lijk goed, dan moet de man zijn geweer zelf ondersteunen. Bij de aanslaghouding heeft men er verder op te letten, dat de kolf in den schouder wordt geplaatst en dat het geweer onmiddellijk stil wordt gehouden met het rechteroog in de vizierlijn; met den wijs vinger wordt drukpunt genomen. Bepalingen als: het geweer moet ondersteund worden met de linkerhand en met de rechterhand in den schouder worden getrokken; de korrel moet in een rechte lijn naar voren; het vaststellen van de plaats van de linkerhand e. d. maken de zaak noodeloos moeilijk, zoowel voor instructeur als voor leerling. Beide handen ondersteunen het geweer en trekken het in den schouder, wat zou daartegen zijn en wat zou het nut van het omgekeerde zijn en waarom staat dat er dan niet bij? Of de vizierkorrel in een rechte lijn naar voren gaat, doet er ook niet toe, en is bovendien nog zeer moeilijk aan te leeren; waar het wel op aan komt, is, dat de aanslag na verloop van tijd met de noodige snelheid wordt uitgevoerd en het geweer onmiddellijk stil ligt en de man onmiddellijk doodstil staat. De snelheid van den aanslag wordt bepaald door den tijd, dien men noodig heeft om de kolf van boven de tasch naar den schouder te brengen; of de korrel in een rechte lijn naar voren gaat, dan wel eerst om laag en daarna omhoog gaat, heeft met de snelheid niets te maken en maakt het alweer noodeloos moeilijker. In het laatste geval heeft men zelfs nog een gering voordeel, doordat bij afgaan van het schot gedurende het in den aanslag brengen het geweer een meer horizontalen stand heeft. Daarna wordt de aanslaghouding beoefend in knielende dan wel liggende houding, wat vrij gemakkelijk is, als de man het in staande houding eerst maar goed kent. Misschien dat het iets voordeeliger is en minder tijd kost om den man eerst de liggende of knielende houding aan te leeren. Hierna worden de aanslagoefeningen herhaald onder moeilijker 739

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 7