1. INWERKINGTREDING DER INDISCHE STAATSREGELING.
Bij G. B. van 11 November j. 1., No: lx is afgekondigd het K. B.
van 13 October 1925, Ned. Stbl. No: 415, waarbij is bepaald dat
de wetten van 23 Juni 1925, Indisch Stbl. Nos: 415, 416 en 417,
tot wijziging van het Regeeringsreglement en van de Ind. Compta
biliteitswet, in werking treden met ingang van 1 Januari 1926 en
dat op dien datum van kracht worden de in Ind. Staatsblad 1925
No: 447 en 448 bekendgemaakte herziene teksten der wet op de
Staatsinrichting van Ned. Indië en der Indische Comptabiliteitswet.
Degene, die in de meening mocht verkeeren dat nu in 1926
het heele samenstel van bepalingen der nieuwe „grondwet" van
kracht zal worden, zou echter bedrogen uitkomen en daarop moge
hier even de aandacht worden gevestigd.
Artikel 2 van de wet van 23 Juni 1925, Indisch Staatsblad 415,
geeft enkele overgangsbepalingen:
Ie. De vervanging van den bij de in werkingtreding der wet zit
ting hebbenden Volksraad door een volgens de nieuwe
bepalingen samengesteld College heeft plaats op een door
den Koning te bepalen tijdstip; tot zoolang zal dus de oude
regeling betreffende de samenstelling van kracht blijven,
lie. De instelling van kieskringen in artikel 55 der nieuwe wet be
doeld, en verdere voorzieningen betreffende het kiesrecht voor
den Volksraad en de wijze van verkiezing wordt voor de
eerste maal niet bij ordonnantie doch bij K. B. geregeld, even
zoo de wijze van verkiezing van het College van Gedele
geerden.
111e. De bepalingen van het 3de Hoofdstuk van de Staats
regeling omtrent de wetgeving blijven buiten
werking totdat het College van gedelegeerden is gekozen
door eenen Volksraad, volgens de nieuwe bepalingen
samengesteld. Tot zoolang behoudt de Raad van Nederl.
Indië dus zijne mede-wetgevende bevoegdheid, welke in de
toekomst de Volksraad zal uitoefenen.
Uitdrukkelijk zijn o.a. de artikelen 29 (vereischte van over
eenstemming tusschen den G. G. en den R.v.N.I.) en artikel 35
(recht van initiatief van den R. v. N. 1.) van het Regee
ringsreglement tot bovenbedoeld tijdstip van kracht ver
klaard; voor het verplicht advies van den R. v. N. 1. aan den
G. G. zal echter terstond de nieuwe bepaling van artikel 22
der Staatsregeling gelden.