809 12. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. ^,»aValpristisc^7,ijds,chrift- SePtember 1925. W. schrijft hierin een artikel over; „Beweeglijkheid en mobiele troepen". In den aanhef zegt hij: „ln alle legers treft men grootere eenheden aan, die beweeglijker zijn dan de infanteriedivisien en waaraan de bijzondere opdrachten, welke snel hC' 1- verrassend moeten worden uitgevoerd, worden verstrekt, dan wel korten tijd vrage6"" WOrden gegeven, die ruimtebeheersching in betrekkelijk hi'h°eoYe' °nder alle legers" in dit opzicht het onze niet behoort heeft het onderwerp toch voldoende krijgskundige waarde om er ook hier meiaing van te maken. Schrijver legt er den nadruk op dat de actie van dergelijke mobiele ?óoat'clvaleTR.i".£."4? koraen „Une attaque ne tarderait pas a trouver devant elle des difficultés qu elle ne pourrait plus vaincre." Hij toetst nu verder de eigenschappen der Nederlandsche lichte brigade aan de eischen van bewegelijkheid die in verband met de bestemming welke men aan lichte troepen zal geven, moeten worden gesteld. Een mid del om de bewegelijkheid der lichte brigade op te voeren acht hijhetzoo- noodig en zooveel mogelijk achterlaten der treinen. Van „De slag bij Haelen" door Jhr, G. H. A. van Kinschot geeft dit num- nier net slot* De Militaire Spectator. September 1925. Res. Majoor A. de Bruvn ver- V0 ii en ant^er over het schieten met zware mitrailleurs". Hierin wordt het z g. vastschieten", het inschieten en het afsluitingsvuur be sproken. Omtrent het laatste wordt gezegd- „Ons schietvoorschrift legt den nadruk'op het streven om de doelen onder schuin of enfileerend vuur te nemen, waardoor de dieptewerking van den bundel meer tot haar recht komt. Dit streven zal er toe leiden dat de zware mitrailleurs doelen onder vuur zullen nemen welke een directe bedreiging vormen voor nevengelegen troepen, terwijl de mitrailleurs van die afdeelingen met hur vuur ons front beschermen. Toch zal men zich in werkelijkheid niet al te veel van die wisselwerking moeten voorstellen omdat het hemd nog altijd nader is dan de rok, en omdat liet afgeven van schuin vuur de schootsafstanden dermate verlengt, dat de kans op uitwerking gerir.g wordt." Over het vuur over eigen troepen lezen we: „In het moderne gevecht zal altijd over eigen troepen moeten worden geschoten. Het is noodig, dat alle commandanten en soldaten hiervan zijn door drongen en dat zij weten dat zij zich moeten dekken wanneer de mitrail- leurbunael dicht langs hen giert. Men kan bepalingen maken over het sparen van openingen in het gevechlsfront en het schieten langs vleugels, de weikelijkheid zal aan- toonen, dat de groepen welke terrein winnen, zooveel doenlijk dekking zullen zoeken en daarbij niet zullen denken of zij al dan niet in de schootsrichting van mitrailleurs komen, totdat zij er plotseling aan worden herinnerd door het gieren van den bundel, waarop allen zich moeten en zullen neerwerpen om den marsch te hervatten wanneer de vuurstoot is geëindigd. Schrijver toont aan dat wanneer men de Nederl. superieure mitrailleurs vergelijkt met die waarmede in den wereldoorlog geregeld over eigen troepen werd geschoten, er geen reden bestaat om bij den Nederl. troep wantrouwen te koesteren tegen dit vuur. Voorts worden nog behandeld: stormvuur, storend vuur, het vuurbevel, het schieten met directe en indirecte richting, dat bij duisternis en ten slotte het vuren op luchtdoelen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 77