3. VLIEGERGEVAAR EN VLIEGERDEKKING ONDER N. I.
OMSTANDIGHEDEN
door
■i R. POSTHUMUS.
Inleiding.
Al zij het ook, dat redelijkerwijze mag worden verondersteld,
dat over de beteekenis van luchtstrijdkrachten in den landoorlog
en het daaruit voortvloeiend gevaar voor de troepen op den
grond, voldoend juiste begrippen heerschen bij die commandanten,
die bij de leiding en aanvoering hunner troepen met die
inwerking rekening zullen hebben te houden, zoo lijkt het ons
toch niet overbodig op deze materie wat nader in te gaan, om
dat het zal blijken, dat de maatregelen, welke als regel worden
aanbevolen ter neutraliseering van dit gevaar, voor onze verhou
dingen en omstandigheden eensdeels onnoodig zijn, anderdeels
dikwijls geen toepassing kunnen vinden.
Niettegenstaande deze gunstige omstandigheden blijft het om
andere redenen toch noodig om den troep te gewennen steeds
tijdig die juiste maatregelen te nemein, waarmede het gevaar uit
de lucht, voorzoover dan nog aanwezig, kan worden veronzijdigd,
althans belangrijk kan worden verminderd.
Het mag daarom ook als een verblijdend verschijnsel worden
aangemerkt, dat het Legerbestuur, in het onlangs verschenen
A. T. V., in zoo ruime mate (althans in vergelijking met de andere
daarin behandelde onderwerpen) aandacht aan deze materie
heeft willen schenken (1).
Het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen het vliegergevaar
is toch per slot van rekening van minstens éven groot belang
als het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen vijandelijke be
dreiging van troepen op den grond.
(Jok de lucht moet in vele gevallen worden beschouwd
als een onaangeleunden vleugel, aan welks dekking en beveiliging
minstens evenveel aandacht moet worden geschonken als aan een
soortgelijken vleugel op den grond.
Daarom lijkt het ons gewenscht, de marsch-, rust- en gevechts
beveiliging ook van dezen gezichtshoek uit te bezien.
Ook het G. V. 1. verleent aan deze kwestie de noodige ruimte.
10