zonder koloniën zou zijn. Het belang, dat andere mogendheden hebben bij de handhaving van den status quo van het moederland en dat een steun vormt voor onze politiek van afzijdigheid ten aanzien daarvan, bestaat in geringer mate ten opzichte van de bestendiging van de positie welke deze gewesten innemen. Voor Indië eer dan voor Nederland zelf komt men er daarom toe de vraag op te werpen, of het wellicht geen aanbeveling verdient zich bij voorbaat den steun van een of meer belanghebbende mogend heden te verzekeren, ook al om in geval van conflict ertegen ge waarborgd te zijn, dat het toeval ons aan de verkeerde zijde plaatst. Omtrent dit laatste merken wij op, dat ook bij een strikt neutrale houding het toeval geen vrij spel heeft. Met een variatie op Simon Stevins devies: „Wonder en is gheen wonder" zouden wij willen zeggen „Toeval en is gheen toeval". Struycken heeft echter, al erkent hij de andere omstandig heden waarin Indië verkeert, grondige bedenkingen tegen aan sluiting bij anderen, ook waar het alleen de overzeesche gewesten geldt. Zijn betoog is als volgt. Afwijking van de oude, beproefde politiek ten aanzien van de koloniën zou bijna zeker met zich brengen, dat onze traditioneele politiek ten aanzien van het moederland voorwaarde voor ons volksbestaan op den duur evenmin zou kunnen worden ge handhaafd. Wij zouden den eersten stap hebben gezet op een doornig pad, dat leidt naar een warnet van politieke combina ties. Een bondgenootschap zou ons voorts onherroepelijk aan de zijde van een der oorlogvoerenden plaatsen. Handhaving van onze neutrale positie in een conflict tusschen anderen moge ook thans onwaarschijnlijk zijn, de kans erop bestaat en is op zich zelf van zoo buitengewone waarde, dat men er andere risico's voor over moet hebben. Het risico, dat men aan de verkeerde zijde staat, wordt trouwens door een bondgenootschap niet weg genomen. Welke zijde de goede is, blijkt eerst aan het einde van den oorlog. Zoo komf hij tot de slotsom, dat, alles wèl gewogen, ook voor de koloniale politiek de handhaving van het tot nu toe gevolgde stel sel, zoolang.de mogelijkheid daartoe ons wordt gelaten, de voorkeur schijnt te ver dienen. Ziedaar een samenvatting van Struyckens politieke belijdenis, voor zoover zij ons onderwerp raakt. De vraag, in hoeverre de Ne- dërlandsehe Regeering ermede instemt en of mag worden aan- 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 8