In de(n) Indische (n) Loods,''het orgaan van den P. E. B., tevens politiek-economisch bijblad van de Java- bode van 19 December 1925, schreef A onder den titel „Com missiesCommissies De gewone fout" een artikel over de Indische defensie. Wij nemen het artikel hier over, in het bijzonder om den lezers van het I. M. T. in de gelegenheid te stellen, kennis te nemen van de bestrijding, die dit artikel ondervond in het mede hier onder opgenomen opstel van de hand van den kapitein van den Generalen Staf M. Boerstra, getiteld „Overbodig defensie- ge s c h r ij f?" (Indische Loods van 16 Januari 1926). 115 9. UIT DE PERS. Commissies Commissies De gewone fout. Toen ons dezer dagen de Memorie van Antwoord op de (Nederlandsche) Marine Begrooting onder de oogen kwam, troffen ons daarin twee belangrijke clausules. De eerste verkondigt, dat de zeemacht beperkt zal moeten blijven tot datgene, wat onmisbaar is voor de vervulling van onze internationale ver plichtingen uit een oogpunt van (wij zullen curs. A) neutraliteitshandhaving en lidmaatschap van den Volkenbond. Een scheepsmacht, samengesteld uit een kern van onderzeebooten, ge steund door kruisers, torpedojagers en vliegtuigen, is voor het vervullen van genoemde taak aangewezen. De tweede zegt, dat bij de nieuwe organisatie?? der marine in Indië het karakter van Staatsmarine niet wordt aangetast en dat zal worden gestreefd naar de meest doeltreffende oplossing ten aanzien van de personeelsvoor ziening, zonder dat splitsing van het personeel over de geheele linie als doel wordt vooropgesteld. Het heeft er dus veel van, of de Ned. Regeering een weinig van haar oude plan wil laten vallen en dus geen volledige splitsing in een Nederlandsche en een Indische Marine wenscht. Zoodat, ontdaan van franje, het plan hierop zal neerkomen, dat, zonder één schip meer te krijgen, Indië een aantal millioenen meer voor het in Indië verblijvende deel van de Nederlandsche Staatsmarine zal hebben te betalen. De eerste clausule echter is voor onze verdere beschouwingen de voor naamste. Wij cursiveerden. En wel, omdat in het Regeeringsantwoord, behalve van den plicht tot neutraliteitsbewaring, ook wordt gesproken van een hoewel ongenoemden plicht als lid van den Volkenbond. Let wel, lezers, de Kegeering heeft het hier over de Vloot en over de Vloot alleen. Zij betoogt, dat die vloot noodig is voor de neutraliteitshand- having en met het oog op den Volkenbond. Dit laatste argument hebben wij ten aanzien van het leger, nog nooit aangevoerd gehoord. Dat lidmaatschap brengt ons dus blijkbaar andere verplichtingen dan die van neutralen staat alleen. Mogen wij vragen, welke

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 43