116 Is de Regeering tot een vloot, to* deze vloot gekomen, omdat wij lid van den V. B. zijn? Meent zij, dat wij ter wille van den V.B. een vlootje behoeven, en zoo ja, op grond waarvan heeft zij dan de sterkte en de samenstelling vastgelegd? Voor „genoemde taak" die intusschen niet is genoemd of wordt bedoeld alleen de neutraliteitshandhaving acht de Regeering een vloot noodig die, wat soort van schepen betreft, is opgebouwd op dezelfde principes als neergelegd in de oorspror kelijke vlootwet. Deze laatste nam als uiterste geval, als gevaarlijkst uiterste aan, een directe bedreiging van Java door een leger. Zeer terecht, o.i- Immers, als de neutraliteit geschonden is, een der „critieke" punten is genomen, wat, zelfs al zijn ze door de landmacht versterkt, niet zal uit blijven, staat niets den vijand in den weg, wanneer hij meester ter zee is of zich denkt en voor zijn leger niets beters te doen heeft, Java te nemen. Dan moet er gevochten worden en daarop rekende het plan. Dat even eens zou moeten worden uitgevoerd, indien de vijand eens van oordeel mocht zijn, dat er op Java ook „critieke" punten zijn! Welk oordeel wij onderschrijven. Gemakshalve laat deze en liet de vorige Regeering die mogelijkheid maar buiten beschouwing. Zij moest er een vloot doorkrijgen, voelde wel, dat die vloot ten eenenmale onvoldoende zou zijn voor het vroegere doel en heeft toen eenvoudig pour le besoin de la cause, de doelstelling pas klaar gemaakt. Ook nu, gelijk gezegd, laat de Regeering zich niet onvoorzichtig uit over wat zij zich voorstelt met deze vloot te bereiken. Maar ze begaat nog een veel grootere fout. Een fout, die wij van mannen als Lambooy en Van Hengel niet hadden verwacht. Zij maakt de fout, die destijds ook de Regeering maakte, toen zij een opdracht gaf aan de vlootcommissie welke alleen de laak van de Zeemacht vastlegde, doch die, welke de landmacht te vervullen zou krijgen, buiten beschouwing liet. Indië vulde toen de leemte aan. Nu weer hetzelfde verschijnsel. De Refgeering kan of wil, schijnt het, niet begrijpen, dat niet kan worden volstaan, met alleen in beschouwing te nemen de taak, enz. van één van de beide deelen. Hoe gering de taak van het andere deel ook moge zijn, die taak dient te zijn vastgelegd om reëel verband te houden met die van het andere deel. Maar dat komt omdat er weer geen vast plan bestaat. Men werkt aan de eene broekspijp en maakt deze langer; daarna zal men eens aan de andere denken, of misschien in het geheel niet, nadat men stukken uit die andere pijp heeft geknipt. Den drager van zulk een kleedingstuk onze gelukwenschen 1 Het is de gewone fout, zoo dikwijls in Holland gemaakt. De fout van de broekspijpen, de fout, die ten gevolge heeft, dat het Nederlandsche Volk geen vertrouwen meer heeft in het defensiebeleid. Misschien terecht. De artikelen van de heeren 'Boerstra [I.M.T.] en Bakker [Ind. Loods] gewagen van een harmonisch geheel tusschen land- en zeemacht Wij gaan hiermede volkomen accoord. Een en ander is meer verkondigd en spreekt van zelf, al hield men er zich ook niet aan. Alleen, wij missen bij beider beschouwingen de beantwoording van de vraag: wat is harmonisch? Hoe stelt de schrijver zich dat begrip voor? Of wil men het minder muzikaal: „Hoe moet de verhouding zijn tusschen leger en vloot; hoe groot de sterkte; wat wordt precies de taak van vloot en leger?" De heer Boerstra eischt voor Java een modern leger en op de buiten gewesten een legerbezetting van voldoende sterkte. Wij ook. Maar spreekt men, zelfs voor Java, alleen over het leger, zonder daarbij rekening te houden, dat ook dat leger op Java een scheepsmacht behoeft, ten einde niet strategisch te worden overvallen; dat ook de cri tieke punten buiten Java in hetzelfde geval verkeerendan zou men de harmonie gaan verbreken. Wij gaan zelfs verder, en eischen voor al die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 44