zij toch ook voor de praktijk van het hedendaagsche leven van
belang is. Hij zegt dan ook verderop: „Zal het onderzoek naar
de eigenschappen van den veldheer misschien historisch van belang
kunnen zijn, zeer zeker bezit het psychologische waarde, en wel
als aanvulling van de psychologie van het beroep, welke zich ten
doel stelt, de eigenschappen, welke het opvatten van bepaalde be
roepen bevorderen en daartoe praedisponeeren, gelijk mede de
psychologisch met die praedisponeerende eigenschappen samen
hangende eigenaardigheden, aan het licht te brengen".
Teneinde de karakters van zijne veldheeren te bestudeeren, paste
schrijver de biographische methode toe, d. w. z. hij las hunne
biographieën en teekende alles aan, wat ook maar in de geringste
mate betrekking heeft op de karakters der betrokken personen.
Het eerste hoofdstuk wijdt de schrijver aan de beschouwing van
de deugdelijkheid van de door hem toegepaste methode en komt
dan tot de conclusie, dat die methode weliswaar gebrekkig is,
doch, daar het op geen andere wijze mogelijk is het benoodigde
materiaal te verzamelen, moet met die methode genoegen worden
genomen om althans iets te bereiken. Ter verdediging van de
biographische methode voert hij dan aan, dat het voor die me
thode pleit, dat de resultaten daarmede bereikt door Professor
Heymans bijna geheel overeenkwamen met die, welke door dezen
in samenwerking met Professor Wiersma verkregen werden naar
aanleiding van eene door hen ingestelde enquête.
Uit den overvloed van levensbeschrijvingen van veldheeren wer
den ten slotte 100 biographieën van 40 veldheeren uitgezocht. De
karakters dezer 40 veldheeren werden geschikt geacht om ter ver
gelijking naast elkander te worden gelegd en om met die van niet-
veldheeren te worden vergeleken. Voor de karakters van deze
anderen gebruikte de schrijver het materiaal door Professor Hey
mans verzameld van 110 personen (94 mannen en 16 vrouwen,
w. o. 40 dichters en romanschrijvers, 2 andere kunstenaars, 12
philosophen, 15 natuuronderzoekers en artsen, 4 historici, 12 theo
retische of practische staatslieden, 2 veldheeren, 18 misdadigers en
5 anderen; 4 Nederlanders, 30 Duitschers, 35 Franschen, 34
Engelschen of Amerikanen en 7 van andere nationaliteit; 2 uit de
15e, 2 uit de 16e, 10 uit de 17e, 47 uit de 18e en 49 uit de 19e
eeuw).
Bij de vergelijking werd nagegaan:
„le Treft men bij de veldheeren eigenschappen aan, die bij andere
personen in 't geheel niet gevonden worden?
2e Welke eigenschappen' treft men bij de veldheeren vaker of
zeldzamer dan bij andere personen?"
Het antwoord op deze vragen luidt als volgt:
„Wat de eerste vraag betreft, ik heb geene belangrijke psychische
eigenschappen gevonden, die bij de 110 personen van Heymans niet
voorkwamen. Slechts enkele, die ik eenige keeren opgemerkt had
76