voor Nederland als groote Stille Oceaan-mogendheid, om zich daar, ook wat zijn weermacht betreft, tijdig veilig te stellen in zijn gansch gebied 37. Of het veilig-stellen van lndië, overeenkomstig de hier aangestipte grondslagen, meer, dan wel minder, zal kosten dan datgeen wat gevraagd wordt voor de weermiddelen, waardoor men alleen Java wil verdedigen, durf ik niet uitmaken. Maar de factor „onmetelijk achterland" komt ons zonder uitgaven ten goede. Bij den guerilla-krijg zijn, naast de meest moderne hulpmiddelen, de meest primitieve wapens te gebruiken. Voor oefening of opleiding heeft de inlander er niet voor noodig En terwijl het Java-alleen-behouden-defensie-steisel bij een goed doorgezeften aanval, na isolatie van dit eiland, voor ons meer kans geeft op een met eere sneven, dan op een overwinning, biedt, meen ik, het stelsel van den „georgani- seerden kleinen oorlog in het groot" althans de kans om waar te geven voor het geld, de kans om geheel lndië veilig te stellen. 38. Acht men deze grondslagen zoo niet te aanvaarden, men wijze andere aan, die ook, of die nog beter passen bij de internationale positie, waartoe lndië zich, dank zij de Van Heutsz-eirolutie, in andere opzichten heeft web n op te werken, evolutie die te karakteriseeren is in deze woorden: Nederland toont zich bij machte om zijn gebied in Oost-Azië te beheerschen. Op het vorenstaand artikel, overgenomen uit het December nummer 1925 van de(nIndischeln)-Gids, meenen wij ons eenig commentaar te moeten veroorloven. De geachte schrijver is van meening, dat hij, het oude strijdros, in zijne opvattingen meer „up to date" is dan de jongeren, die zich over het vraagstuk der defensie uitlieten. Wij kunnen in het artikel niets ontdekken, dat deze uitspraak staaft. Het opstel bestrijkt een overvloed van stof, waarop het niet mogelijk is diep in te gaan, wanneer men niet van plan is een boek te schrijven. Met vele zienswijzen kunnen wij ons volkomen vereenigen. Zoo met die, betreffende de volgende onderwerpen a. De positie van Ned.-lndië uit een internationaal oogpunt en de geringe beteekenis van Genève, Locarno (en ook Washington, voegen wij eraan toe) voor de uitwendige veiligheid van den archipel (punt 36). b. De noodzakelijkheid om de „veiligstelling" aan te passen aan de huidige internationale positie (punt 1). c. De streng door te voeren zelfstandigheids- of neutraliteits politiek de krachtige preventieve werking, welke hiervan uitgaat, mits de belligerenten te voren overtuigd zijn van den ernst onzer bedoelingen (punten 25, 26, 31). d. Het brengen van de leiding der defensiezaken in één hand (punt 34), doch, zeggen wij, niet alleen in oorlogstijd. e. Het aandeel van leger en vloot bij de verdediging (punt 12). tDe samenwerking tusschen onze weermacht en die van een eventueelen bondgenoot (punt 32). g. De beschouwingen in de punten 22, 23 en 24. h. De voor de hand liggende noodzaak, om waar gevochten wordt, het civiel gezag ondergeschikt te doen zijn aan het mili taire (punt 17). 126 k

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 54