Dan zijn er eenige punten, waartegen men moeilijk eenig be
zwaar zou kunnen opperen en wel2, 3, 6, 9, 10, 33.
De beschouwingen over de wijze van handelen in geval een
belligerent zich aan onze neutraliteit vergrijpen zou (punten 27
t/m 30), komen ons hier en daar (de schrijver zie in het woord een
compliment aan zijn persoonj naief voor. Zoo, waar hij de Regeering
in Nederland rustig de beslissing laat nemen over oorlog en
vrede, en waar hij de in geval van schending, in afwachting
van de moederlandsche beslissingen, in Indië alvast te nemen
maatregelen in zekeren zin afhankelijk wil stellen van het begrip
der inheemsche bevolking. Meer zullen wij er niet van zeggen.
Doch de voornaamste bedenking tegen het betoog des Heeren
Nypels is onzerzijds deze, dat hij pleit voor de guerilla, daar
mede oude koeien uit de sloot halende. Nu ontkennen wij niet, dat
het oude weder modern kan worden, doch juist in dit geval is
hiervan, dunkt ons, geen sprake. Juist in het huidige tijdsge
wricht waarin, en terecht, als eerste en voornaamste taak aan de
weermacht wordt gesteld het preventief, en z.n. repressief tegen
gaan van neutraliteitsschendingen, is, behalve dan nadat andere
methoden volkomen mochten hebben gefaald, de guerilla minder dan
ooit op haar plaats. Feitelijke, bewuste neutraliteitsschendingen toch
eischen onverwijld, krachtig optreden ter plaatse van de schen
ding, eischen het streven naar het snel en volledig ongedaan
maken van eventueel door den schender reeds behaalde voor
deden. De guerilla-methode faalt bij het afslaan van een landing,
faalt bij het terugwerpen van een indringer, die zich op een be
perkt gebied aan de kust heeft vastgezet en die wellicht niets
meer verlangt, dan zich daar te handhaven, een beperkt oorlogs
doel, dat in onze tijden zeer zeker ampel in beschouwing dient
te worden genomen.
De voorstanders van de guerilla, die een vijftiental jaren
geleden zich in geschrifte nogal roerden, hadden dan ook aller
minst de neutraliteitshandhaving op het oog, doch de verdedi
ging tegen een veroveraar van deze gewesten. Zij waren van
oordeel, dat, gegeven onze weinige beschikbare middelen, daar
mede meer te bereiken zou zijn door het organiseeren van een
weermacht, geoefend in het „harceleeren en taquineeren", dan
door de vorming van een op r.ormaal-Westerschen voet geschoeid
leger. Die opvatting is toen zoodanig bestreden, dat wij er hier
niet op behoeven terug te komen, al willen wij hiermede aller
minst zeggen, dat in den loop van eventueele krijgsbedrijven het
niet zou komen tot de methoden van den „kleinen oorlog" in
den geest van die, aan welke von Lettow Vorbeck zijn naam
verbond. Deze voerde echter het is al meer betoogd geen
guerilla.
Hoewel wij, daar de guerilla als stelsel zich niet leent voor
neutraliteitshandhaving, over dezen vorm van „defensie" verder
127