Nu is L aPb de L a, waaronder men uit de nog te bepalen
plaats X de lijn AB ziet, terwijl LbQc waaronder men
in X de lijn BC ziet.
De cirkel door a, b en P geconstrueerd is de meetkundige
plaats van alle punten, vanwaar men de koorde AB onder een
hoek a ziet en waar het punt X ook zoo'n punt is, moet het
punt x (voorstellende X) op dien cirkel gelegen zijn.
Evenzoo is de cirkel door b, c en Q de meetkundige plaats
vanwaar men de koorde BC onder een hoek ziet en waar punt
X ook zoo'n punt is, moet x dus ook op dezen cirkel gelegen
zijn. Het snijpunt der beide cirkels geeft dus het gevraagde punt
x, dat met zeer groote nauwkeurigheid bepaald is.
Immers het werken met de kijkerliniaal geldt als zeer zuiver
(F 50 2,5 °/0) en zullen dus de hoeken a en zeer juist zijn weer
gegeven. Waar thans overblijft het construeeren van cirkels door
3 punten, zijn met goed teekengereedschap verdere fouten geheel
uitgesloten.
Bovenbeschreven wijze van uitvoering gaf in de praktijk zelfs
met de thans ter beschikking zijnde gebrekkige instrumenten reeds
meer dan bevredigende resultaten.
Het spreekt vanzelf dat deze constructie ook te verkiezen is
bij de insnijding op een bepaalde richting, echter zal men dan
volstaan met 2 punten, één hoek en één cirkel.
In wezen maakt bovenstaande natuurlijk geen aanspraak op
iets nieuws, doch beoogt slechts te komen tot invoering van een
eenvoudige passerdoos bij de uitrusting der meettroep waardoor
men eenige omslachtige en nog geen eens zuivere methodes als
ballast over boord kan werpen.
Bij de richting en plaatsbepaling met de boussolehoekmeter rekent
men blijkbaar bij de rechthoeksmethode voor het uitzetten van
rechte hoeken niet op een passer, maar wie zal nu met groote
nauwkeurigheid rechte hoeken uit kunnen zetten, zonder dit
onontbeerlijk instrument. In de praktijk neemt dan ook de
meetofficier een passer mee, maar dan is de ingewikkelde
rechthoeksmethode ook absoluut overbodig en kan men volstaan
met aangeven van de methode onder Oprn. 1) op blz. 18 bedoeld.
P. G. H. VAN DER HARST
kapitein der Artillerie.
Naschrift.
Inderdaad is hier boven niets nieuws gegeven (Snellius, 1591-
1626). Indien de meetofficier over een passerdoos beschikt en
waarom zou hij er eigenlijk ook niet een medenemen is de in
snijding terug te brengen tot een eenvoudige meetkundige con
structie, welke iedereen kent en daarom in de handleiding niet
mader is besproken (Zie blz. 14: „Het punt wordt bepaald door
155