het snijpunt van twee cirkelbogen, die elk op de verbindingslijn van twee der bekende punten als koorde, den genieten hoek bevatten" en blz. 18, opm. 1 „Beschikt men over een passer, dan kan men natuurlijk ook op de bekende manier de twee cir kels construeeren", welke laatste opmerking slaat op het geval, dat men de twee bekende hoeken niet op het planchet, doch met behulp van een hoekmeter opmeet). Het plaatsbepalen is echter geen monopolie van den meetof- ficier. Ook een B. C., O. C. of patrouillecommandant zal in de noodzakelijkheid kunnen verkeeren, zijn standplaats door achter- waartsche insnijding te bepalen en daar het niet aangaat ieder officier met een passerdoos uit te rusten, zijn in de handleiding enkele methodes aangegeven, waarbij dit overigens zeer nuttige instrument niet noodig is. Dat de driehoeks-en rechthoeksmethodes „omslachtig en on zuiver" zouden zijn, moet voor rekening van den schrijver wor den gelaten. Aangenomen, dat over eenige routine wordt beschikt, verloopt de driehoeksmethode (dus bij gebruik van planchet) zeer snel en zuiver, mits men de ontstane driehoeken aan den kleinen kant houdt, hetgeen met behulp van een eenvoudig kompasje of desnoods op het oog kan plaats hebben, daar men als regel zijn eigen standplaats toch geen 500 M. mis schat. Ook de rechthoeksmethode gaf hier steeds goede resultaten daar alleen een hoekmeetinstrument en een celluloidplaat waarop de rechte hoek door een ervaren teekenaar met behulp van een passer is uitgezet benoodigd zijn, kan zij door iedereen worden uitgevoerd. Heeft men, zooals bij het le Regiment, de beschikking over een goed dooskompas, 'twelk voor andere doeleinden toch on misbaar is, dan zal men zien, dat bij achterwaartsche insnijding op het planchet als regel geen driehoekje zal ontstaan, doch dat de drie lijnen door één punt gaan. In de handleiding zijn alleen de eenvoudigste en minst om slachtige werkwijzen opgenomen. Ieder, die de „Manuel de l'officier-orienteur d' a r t i 11 e r i e" en de „Revue d' Artillerie" van de laatste jaren heeft doorgebladerd, zal versteld staan van het aantal min of meer omslachtige en dik wijls vernuftige methodes van plaatsbepaling, zooals de Italiaan- sche, de Fransche, enz.. In het algemeen geven deze methodes, slechts in bijzondere gevallen voordeel boven de in onze hand leiding beschrevene. Zoolang dus niet de zekerheid bestaat, dat ieder artillerie-of ficier onder alle omstandigheden steeds overeen passerdoos be schikt, komt het ons niet raadzaam voor, de in de handleiding beschreven methodes als ballast over boord te werpen. H. TER POORTEN. 156

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 20