4. STRATEGISCH-KRIJGSGESCHIEDKUNDIGE STUDIËN. II. Het initiatief van den veldheer. toegelicht door voorbeelden uit den wereldoorlog (met 6 schetsen). Het is de krijgsgeschiedenis die overal en door alle tijden heen onomstootelijk heeft uitgewezen, dat voor het welslagen der ope- ratiën een krachtig doorgevoerd initiatief van den veldheer een eerste vereischte is en zulks op grond van de overwegende voor- deelen aan het bezit van de voorhand verbonden. Als regel is het initiatief aan den aanvaller, die door een doel bewuste handeling den eigen wil over dien der tegenpartij tracht te doen zegevieren, die daardoor minder in het duister tast en, althans binnen zekere grenzen, vrij is in de keuze van het aanvals- terrein, van de aanvalsrichting en van het tijdstip waarop de aanval zal plaats hebben, waardoor krachtsconcentratie op het beslissende punt beter verzekerd is. Voor den verdediger is zulks niet mogelijk, aangezien deze zijn handelingen eerst dan kan vaststellen, indien hem ten naasten bij bekend wordt wat de vijand voornemens is te doen. De eigen wil uitgeschakeld zijnde, kan de verdediger zich slechts bepalen tot het nemen van tegenmaat regelen, met het daaraan verbonden gevaar hiermede te laat te zullen komen. Niet immer hoeft echter bij het begrip initiatief tevens aan een aanvallend optreden te worden gedacht. Bij uitzondering behoort initiatief ook te worden toegeschreven aan een veldheer, die door een teruggaande beweging een gunstiger strategische opstelling gaat innemen, om van hieruit met meer uitzicht op succes een beslissing te kunnen forceeren. Een krachtig doorgevoerd initiatief van den veldheer versterkt dat der onderbevelhebbers en verheft tevens het moreel der troepen. De gevolgtrekking ligt dus voor de hand, dat de beteekenis van het initiatief in den modernen oorlog, in verband met de steeds grooter wordende gevechtsfronten, eer is toe- dan afgenomen. De navolgende grondbeginselen zullen thans nader in beschou wing worden genomen. 157 „De kunst, zich gedurende een geheelen veldtocht het bezit van de voorhand te waarborgen, en zoo doende de gedachte en den wil des tegenstanders te beheerschen, vormt het criterium der strategie." Uit Strategie en Krijgsgeschiedenis, door L. F.Th. Vogel en J. M. J. H. Lambooij.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 21