Ook op het meest zuidelijk deel van het schiereiland werden bij S, V, W, X en Y geschikte landingspunten aangetroffen, hoewel alle van geringe breedte (afwisselend van 150 a 350 M.). Door hier te landen zou men zich in het bezit kunnen stellen van den Achi Baba, van waaruit de onmiddellijke omgeving kon worden beheerscht. In verband met een en ander werd door Hamilton het volgende operatieplan ontworpen. Twee hoofdlandingen zullen worden uitgevoerd te weten a. bij V, W en X onder dekking van flankdekkingen te S en Ydoel de vermeestering van den Achi Babalandingstroepen 8 bataljons en 5 bataljons in reserve. b. bij Gaba Tepe; doel de bezetting van Maidoslandings troepen totaal 20 bataljons, in hoofdzaak bestaande uit het Australian and New-Zealand Army Corps (Anzac). Een nevenlanding zou worden uitgevoerd te Kum-Kale door 3 Fransche bataljons met het doel de hinderlijke actie der mo biele Turksche batterijen bij Kum-Kale en In Tepe te neutrali seeren. In reserve werden gehouden de resteerende deelen der Fran sche troepen en der Royal Naval Division. Voorts zou worden gedemonstreerd tegenover de Besika-baai door de niet ingedeelde Fransche troepen en nabij Bulair door onderdeelen van de R. N. Division. Uit dezen opzet blijkt reeds dadelijk dat de Bevelhebber niet weet wat hij wil. Op twee plaatsen, die op ongeveer 20 K. M. van elkaar verwijderd zijn, wordt een landing beproefd en blijk baar zal het van omstandigheden afhangen waar de troepen in hoofdzaak zullen worden ingezet. Hier doet dus de aanvaller bij voorbaat afstand van het initiatief, want niet de aanvaller beheerscht de handelingen van den verdediger, maar omgekeerd. Ook is gezondigd tegen het grondbeginsel, dat de strijdkrachten strate gisch vereenigd behooren op te treden en wordt den verde diger daarentegen een goede kans geboden, om de gescheiden optredende onderdeelen bij gedeelten te slaan. Bovendien waren aan een landing bij Kaap Hellas overwegende bezwaren verbonden. Door de beperkte landingsgelegenheid op de hoofdpunten V, W en X met een gezamenlijke breedte van slechts 850 M., was het ten eenenmale onmogelijk om hier een voldoend sterk le échelon aan land te zetten, hetgeen toch bij elke landing een eerste vereischte mag worden genoemd. De breedte van het schiereiland was daarenboven zóó smal dat, bij gebrek aan ont wikkelingsruimte, van eventueele overmacht nimmer gebruik kon worden gemaakt, terwijl omgekeerd door den vijand met een betrekkelijk gering aantal troepen de opmarsch der geallieerden belangrijk kon worden vertraagd, waardoor de Turksche hoofd- 164

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 28