zijn, blijkt zoo overtuigend uit de reeds besproken operatiën van het8e leger in Oost-Pruisen, waar door de Duitschers tegen een groote overmacht moest worden opgetreden en uit den zoo juist beschreven Marneslag, in het bijzonder wat het optreden van F o c h betreft, dat het niet noodig voorkomt dit grond beginsel nog door meerdere voorbeelden te staven. Ad. 4. Ten slotte zij nog besproken hoe nadeelig het is voor een goed verloop der operatiën, indien de Staatkunde aan het initiatief van de legerleiding bezwaren in den weg gaat leggen. Het is ongetwijfeld de staatkunde, die over de al of niet noodzakelijkheid van den oorlog te beslissen heeft. Maar is door haar eenmaal het doel van den krijg bepaald en de oorlog staatkundig ingeleid, dan kan verdere inmenging in de eigenlijke krijgsverrichtingen slechts bedenkelijke gevolgen hebben. Dan moet de leiding der operatiën geheel worden overgelaten aan den veldheer, die er naar behoort te streven, het gestelde oor logsdoel langs den kortsten en zekersten weg te bereiken. Toch leert ons de krijgsgeschiedenis dat door de politiek maar al te vaak storend wordt ingegrepen. Worden naar haar oordeel door de legerleiding niet vlug genoeg afdoende resultaten bereikt dan ziet men maar al te dikwijls, al of niet onder den druk van den volkswil, den verantwoordelijken veld heer vallen en vervangen worden door een ander. Zoo werd in Frankrijk, tijdens den wereldoorlog, Ni vel le door een burger minister van oorlog gedésavoueerd ten voordeele van Pétain. En was het niet de Fransche staatkunde, die in 1914 gelastte: „de legers 10 K. M. van de grens" en zulks om uiting te geven aan hare vredelievende gezindheid Zeer zeker een breed gebaar, maar aan deze politieke improvisatie was intus- schen de consequentie verbonden dat daardoor de in de Vogezen gelegen passen later ten koste van veel goed en bloed moesten worden heroverd. Zoo liet ook tijdens den wereldoorlog, om nog een enkel voorbeeld te noemen, gedurende de krijgsverrichtingen in Duitsch Oost-Afrika, de verhouding tusschen den Gouverneur dier kolo nie S c h n e e en den militairen commandant von Lettow Vor- b e c k alles te wenschen over. Hier was de Gouverneur tevens Opperbevelhebber. „Uieser Befugnis batte er (de Gouverneur) eine für den Kommandeur auszerordentlich hindernde Auslegung gegeben und in meinen Tatigkeitsbereich mehrfach storend ein- gegriffen", zoo luidt het bitter in Vorbeck's „Ost Afrika." Ich war dagegen machtlos gewesen und muszte den gröszten Wert darauf legen das wenigstens jetzt, auszerhalb des Schutzgebietes (de troepen waren inmiddels naar Portugeesch gebied uitgeweken) meine Arme frei waren". Commentaar lijkt hier verder volmaakt overbodig. 172

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 36