180
in de eerste plaats een gevolg van de sterke toeneming der bevolking.
Weliswaar steeg met deze toeneming ook de oppervlakte der met
voedingsmiddelen beplante gronden, doch niet in voldoende mate. Hier komt
bij, dat de uitwisseling van voedingsmiddelen tusschen de verschillende stre
ken van Java, zeer onvoldoende is, zoodat er herhaaldelijk schaarschte heerscht
in het eene gewest, naast overvloed in een dichtbij gelegen andere residentie.
Ook neemt het aantal niet bij de productie van voedingsmiddelen betrok
ken personen snel toe ten nadeele van het aantal landbouwers als gevolg van
de uitbreiding van de Europeesche en Iniandsche industrieën en van de toe
neming van handel en verkeer. Zoo vormt de aanwas van het zielental, en
vooral de veel sterkere toeneming daarin van het aantal consumenten dan van
dat der producenten, een belangrijke, maar tevens natuurlijke oorzaak van de
toeneming van de rijstinvoeren.
Als tweede oorzaak vermeldt spr. de grootere consumptie van dit voedings
middel per hoofd. Volgens het prae-advies van den heer Smits bedroeg de
invoer per inwoner op Java in 1914 4,91 K.G. tegen 10,06 K.G. in 1917. Als
derden factor wijst de heer Smits op de verminderde productie per bouw,
welke het gevolg moet zijn van het geleidelijk in gebruik nemen van voor
padi-cultuur minder goed geschikte gronden, en van het toenemende aandeel,
dat de droge gronden hadden in de oppervlakte rijstland.
De buitengewesten kan men niet alle over één kam scheren. Er zijn zelfs
streken, zooals Bali en Lombok en Sumatra's Westkust, die rijst exporteeren.
Tapanoeli en het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden voorzien in
hun rijstbehoefte bijna geheel uit eigen productie. Op Banka, Billiton en ter
Oostkust van Sumatra wordt de vermeerdering der rijstimporten in hoofdzaak
veroorzaakt door de groote koeliebevolking. Overal elders in de buitengewes
ten is de toeneming van den rijstimport het gevolg van de toenemende cul
tuur van exportproducten, niet alleen door de Europeesche landbouwbedrijven,
maar ook door Inlanders bijv. de klapperteelt in Menado en de rubbercul
tuur in Djambi.
Wat deed nu de regeering, toen in 1918 vrij plotseling de rijstaanvoer uit
het buitenland sterk belemmerd werd? Zij beging in de eerste plaats de fout,
geen onderscheid te maken tusschen de voedselsituatie en de rijstsituatie. In
het verslag van de Javasche Bank over 19161917 vindt men cijfers over de
globale jaarproductie van de iniandsche voedingsgewassen op Java en Madoera
uitgedrukt in rijst, waarbij voor de geproduceerde hoeveelheid van andere
voedingsmiddelen een hoeveelheid rijst met gelijke voedingswaarde is aange
nomen. Daaruit blijkt, dat Java en Madoera in 1917 totaal 140 millioen picols rijst-
waarde produceerde, waarvan 53 millioen picols rijst en het restant87 millioen
picolsrijstwaarde van andere gewassen. Voor Java was de voedselsituatie dus
niet zoo bedenkelijk, al heerschte er op enkele plaatsen—geenszins op geheel
Java—gebrek aan rijst. Het middel ter bestrijding van dit euvel lag uiteraard
in bevordering van het intergewestelijk verkeer.
De regeering echter deed het tegenovergestelde en kondigde intergeweste-
lijke uitvoerverboden af, welke zij noodig achtte om de distributie, die zij
geheel in eigen handen had genomen, behoorlijk te doen functioneeren. Hier
door werd de onderlinge uitwisseling van voedingsmiddelen onnoodig belem
merd, zoodat bijv. op een bepaald oogenblik in 1918 rijst in Kediri f 23 per
picol noteerde, tegen slechts f 9.80 in Besoeki. Een tweede fout beging de
regeering door zelfs rijstimporten uit het buitenland zonder vergunning van
den directeur van Landbouw te verbieden. Verder werd de onteigeningsor
donnantie uitgebreid met een bepaling, volgens welke voedingsmiddelen door
de hoofden van gewestelijk bestuur konden onteigend worden tegen een door
taxateurs te bepalen prijs.
Door deze maatregelen werd de particuliere rijsthandel geheel'lam geslagen
terwijl de regeering zelf er niet op geoutilleerd was om rijstaanvoer en rijst-
distributie geheel in eigen hand te nemen. Met de beste bedoelingen heeft de
regeering op deze wijze in 1918 en 1919 den toestand erger gemaakt, dan hij
in werkelijkheid was. Maar een nog veel grootere fout werd begaan door de