kampioen voor de gewaarborgde rechten der kleine natiën en voor de vrijheid ter zee kondigden reeds dadelijk na de oor logsverklaring aan, dat zij ten aanzien van de voorwaardelijke con trabande de leer der voortgezette reis zouden toepassen, d. w. z. dat de lading van een schip neembaar zou zijn, indien kon wor den aangenomen, dat zij voor vijandelijk gebied v/as bestemd. Tevens werden verschillende artikelen, welke totdat tijdstip steeds waren geacht tot de voorwaardelijke contrabande te behooren en zelfs artikelen van de zoogenaamde vrije lijst, tot absolute con trabande verklaard, zulks om den Centralen mogendheden niet alleen den aanvoer van oorlogsbenoodigdheden te beletten, doch hen ook in den aanmaak daarvan te belemmeren. En levensmiddelen, welke vóór 1914 slechts als contrabande werden aangemerkt, indien hunne bestemming voor de vijandelijke strijdkrachten als bepaaldelijk bewezen kon worden beschouwd, werden eveneens terstond tot contrabande verklaard." En dan denken wij in het bijzonder aan de zeer groote be- teekenis van de producten van onze oliegebieden voor den afloop van een eventueel Pacific-conflict. Zoolang wij nog neu traal zijn, zal onze olie-politiek dus een zeer voorzichtige moe ten zijn en zal het zeer de vraag zijn of wij daarbij voldoende vrijheid van beweging hebben om andere mogendheden daar mede „tot een redelijk gedrag te dwingen." Ook hiervoor moge een aanhaling worden gegeven, en wel de volgende, welke wij ontleenen aan de Petroleum Times van 1924: „It is believed that small nations with large petroleumre- sourcesmay possibly be made to yield by force what they now refuse, on reasonable commercial terms. Wars of aggression have started on less pretext in the past, and it is difficult to predict to what length a powerful nation may go to secure oilsupplies." Tot een overeenkomstige conclusie komt het oud-lid van den Raad van lndië J. Hulshoff Pol, die in de Nieuwe Rotterdam- sche Courant de lezing van Mr. J. Gerritzen besprak. Uit de in de oorlogsjaren door de Regeering terzake opgedane ervaringen leidt deze ingewijde af „dat het niet voldoende is een middel in handen te hebben, maar dat men ook de macht moet bezitten om het ten allen tijde toe te passen. En waar lndië, evenmin als Nederland, die macht bezit, zou het zelfmisleiding zijn, op de door Mr. Gerritzen aangevoerde gronden staande te houden, dat het niet noodig is het daarheen te leiden, dat lndië in de toekomst in zijn eigen behoefte aan voedingsmiddelen voorziet." Ten slotte acht de spreker een voldoende weermacht ter zee noodzakelijk om de verbindingen met het buitenland open te houden en om de distributie van levens-middelen over de verschillende eilanden van den Archipel te verzekeren. 183

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 47