186 9. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Cavaleristisch tijdschrift. December 1925. Hierin vervolgt H.A.C. Fabius: „Taktiek van lichte troepen". Hij behandelt hierin o.a. de samenstel ling en taak der verkenningsdetachementen en van de door deze uit te zenden patrouilles bij de Nederl. divisiegroep. Kapitein T. H. Schol levert beschouwingen over „De geweer (karabijn) g'oep en komt tot de volgende gewenschte samenstelling voor het Nederl. eskadron cavalerie: Vier pelotons, ieder bestaande uit een mitrailleur- en een karabijngroep, benevens een sectie zware mitrailleurs. Wij geven de voorkeur aan één karabijn en één mitrailleurgroep per peloton, omdat wij vreezen, dat bij een indeeling van het peloton in bijv. twee karabijngroepen en één mitrailleurgroep, gelijk de ritmeester Mathon wenschelijk acht, die groepen bij het gevecht te voet te zwak zullen zijn, vooral nadat reeds verhezen zijn ingetreden. Te paai d is een groep gemakkelijk in twee kleine colonnes te splitsen. Het M P der cavalerie zou gehandhaafd moeten blijven 0111 den regunents.- commandant, bij het gezamenlijk optreden van het regiment, de gelegenheid te geven invloed op het gevecht te kunnen uitoefenen. Toevoeging van een sectie luchtdoelmitrailleurs is daarbij wel gewenscht." Voorts vermelden we het opstel: „Ter nagedachtenis aan de dooden der Fransche cavalerie", een résumé van de plechtigheden ter gelegenheid van het onthullen van een gedenkteeken te Saumur. De Militaire Spectator. December 1925. Kapitein der genie D. van den Berg vervolgt zijne studie over „Economische en industrieeie oorlogsvoorbe- reiding", waarin o. a. het personeelsvraagstuk bij de oorlogsindustrie onder de oogen wordt gezien en een aanvang wordt gemaakt met het materieelvraagstuk. „Inlichtingsdienst" is een artikel van den majoor der Artillerie S. O. Nauta Pieter beschreven naar aanleiding van overeenkomstige artikelen 111 de Revue militaire francaise en het Bullettin beige. Schrijver zegt tenslotte in de oorlogsorganisatie is eenig personeel voor den inlichtingsdienst uit getrokken, doch het ontbreekt nog aan eenige „school" op dat gebied. Men zal in ieder geval moeten beginnen met, meer dan tot dusverre het geval was zich rekenschap te geven van de medewerking die van den troep gevraagd wordt. Er zal in de verrichtingen van inlichtingsofficieren en hun helpers systeem moeten komen. j Mogelijk kan hetgeen hiervoor omtrent den inlichtingsdienst werd medege deeld hiertoe een.opwekking zijn." Luit.-Kolonel A. Kooiman geeft aanwijzingen voor „Indirecte richting van vuurmonden", waarmede dan blijkens den inhoud vuurmonden der kustartillerie W°n ^de b^Oegevens vreemde legers" verschijnt het vervolg van die gegevens betreffende het Italiaansche leger. Marineblad. 31 December 1925. Een belangrijk artikelDe invloed van de nieuwe wereld op de oorlogen der 18e eeuw" door C.EL. Helfrich. Sclu ïjvei wijst op de overheerschende positie van Groot-Brittanje in de atgeloopen eeuwen en richt een vragende blik naar de toekomst. Zoo lezen we in het slot van zijn artikel: Zal Engeland zijn positie in de wereldgeschiedenis behouden, zijn hierboven geschetste rol blijven spelen, de groote troeven „wereldrijk" en „zeemacht in handen houden? Er zijn teekenen, welke het stellen van deze vragen recht- ^Bezff het Britsche Rijk in de 18e en in de eerste helft der 19e eeuw. een ongeëvenaarde suprematie ter zee, gaandeweg zijn er nieuwe zeemachten ont-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 50