1. KLEWANGAANVALLEN ENZ.,
door
P. W. F. KAN1ESS,
Oud-kapitein der maréchaussée.
In verband met de recente gebeurtenissen aan de Westkust
van Atjeh is het onderwerp „Klewangaanvallen enz." weer actueel
geworden.
Het kan daarom nuttig zijn, wanneer ik uit mijne herinneringen
als colonne-commandant van 1909 tot 1911 en als civiel en mi
litair bestuurder van 1912 tot 1924 in landstreken van Atjeh,
waar klewangaanvallen aanvankelijk veelvuldig, later meer spo
radisch voorkwamen, en daarna jaren lang nog dreigden in ver
band met de onderlinge verhoudingen, het godsdienstig fanatisme,
de ruwe zeden en den avontuurlijken geest der bevolking, eenige
grepen doe, die er misschien toe kunnen bijdragen het inzicht
in bovenvermeld onderwerp te verruimen.
In September 1909 ik was juist van Celebes in Atjeh aange
komen, ontving ik van den Civiel en Militairen Gouverneur,
den toenmaligen Kolonel Swart, de opdracht, met een colonne
van drie brigades maréchaussées van de Westkust van Atjeh langs
de Tripa te patrouilleeren naar het binnenland voornamelijk
de Westelijke Gajo Loeös waar onze troepen herhaaldelijk
door klewangaanvallen zware verliezen hadden geleden, tenein
de daar aan het verzet een eind te maken, en orde en geregel
de toestanden te scheppen.
De Chef van den Staf, die mij de opdracht op het gewestelijke
kantoor te Koeta-Radja uitreikte, zag den toestand in die streken
ernstig in en raadde mij aan den vijand in Atjeh vooral niet te
onderschatten of te vergelijken met den vijand op Celebes, daar
de eerste veel listiger en fanatieker en zijne tactiek om ons af
breuk te doen veel gevaarlijker was. Deze woorden had Kolonel
Swart, die in de deuropening van zijn bureau was verschenen,
blijkbaar gehoord en op de hem eigen, kernachtige wijze zeide
hij„Wees voorzichtig, maar doe anders net als op Celebes,
zorg dat gij alt ij d het initiatief hebt, verschalk en
verras den vijand, en schiet en sla hem neer, dan zult gij slagen."
201
Met bijzonder genoegen geven wij plaats aan dit artikel dat, naar de schrij
ver hoopt, den jongeren kameraden tot leidraad moge strekken.
Het zal gevolgd worden door eene bijdrage, waarin de werkkring van den
civiel en militair bestuurder zal worden behandeld.
Red.