Het gezegde„zorg, dat gij altijd het initiatief hebt," werd het
parool bij de actie van de colonne.
De Chef van den Staf gaf mij tenslotte een stapel patrouille
rapporten en verslagen, die ik moest bestudeeren, om den toe
stand in die streken, waar de colonne moest ageeren, te leeren
kennen, en te zien, zooals de Overste zeide, hoe er niet gepa
trouilleerd moest worden Deze scherpe critiek bleek mij later
niet altijd verdiend te zijn. Er was door de meeste patrouille
commandanten ijverig en doortastend gepatrouilleerd, maar het
succes was gering geweest, voornamelijk m. i. omdat de patrouille
commandanten omtrent het aantal en de namen der uitgewe
kenen gebrekkig ingelicht waren en ook geen berichten van de
bevolking over de bewegingen en plannen der bendes kregen,
zoodat het initiatief steeds aan de zijde der verzetspartij was en
bleef.
Onze patrouilles, die geregeld langs de paden, hetzij voor
machtsvertoon, hetzij voor toezicht heerendiensten liepen, werden
van tijd tot tijd uit een hinderlaag verrassend besprongen, waarbij
haar, zonder dat de manschappen soms tijd hadden een schot te
lossen, zware verliezen aan menschen en wapens werden toegebracht.
Vooral het verlies aan wapens woog zwaar. Zij golden als trofeeën
en verhoogden de macht der verzetspartij in de oogen der be
volking. Na zulk een succes verdwenen de bendes óf in het
toen nog onbekende hooggebergte, óf zij losten zich in
kleine groepjes op, die zich bij en in de kampoengs schuil
hieldenmaanden lang lieten zij dan niets van zich hooren,
totdat de kans kwam op verrassende wijze hun slag te slaan.
Tegen deze tactiek waren de patrouilles der infanterie-bezetting
te Penampa'an (Blang Kédjèrèn) niet opgewassen, hetgeen de
aanleiding was dat de bezetting in 1909 door 8 brigades der lste
Divisie Maréchaussée onder kapitein Muurling werd vervangen,
terwijl mijne colonne naar de Westelijke Gajo Loeös, waar de
meeste klewangaanvallen hadden plaats gehad, gedirigeerd werd.
Na een bespreking met Kapitein Muurling en dank zij de
inlichtingen ingewonnen bij erkend ervaren en bekwame Atjeh-
officieren als Scheepens, Veltman en last not least Schmidt en
anderen, kon ik mij bij het vertrek der colonne reeds ongeveer
een denkbeeld vormen, hoe tegen de bendes in die landstreken
zou moeten worden geageerd.
Een dieperen kijk op het bendewezen kreeg ik aan de West
kust, voornamelijk in Blang Pidië en Lami waar de onderwerping
van den beruchten bendenleider Toekoe Bin juist plaats had
gevonden en waar ik een blik achter de schermen kon slaan.
Toekoe Bin en eenige zijner jongere bendehoofden vergezelden
mij gedeeltelijk op mijnen tocht naar het binnenland, waarheen
de onverzoenlijkste bendehoofden waren uitgeweken, 's Avonds
aan het bivakvuur dischten zij mij soms verhalen op van de
krijgsverrichtingen zooals zij die van hun standpunt en door hun
202