het oogenblik altijd nog voorrang dienen te hebben boven welke gebruiken dan ook in vroegere tijden. De tweede omstandigheid willen wij gaarne toejuichen, maar dan moet ons tevens de op merking van het hart, dat het aangevoerde ter zake weinig dienend is en dat wij ons dan ook bij het lezen daarvan hebben afgevraagd, hoe daardoor het onderwerpelijk vraagstuk ooit tot een oplossing kan worden gebracht. Vindt de Heer Maurer het ten slotte zelf wel erg consequent om eenerzijds op grond van klassieke overwegingen een artille- ristische bediening te bepleiten, doch aan den anderen kant het infanteriegeschut tot de infanteriewapens te rekenen? Met dit laatste zijn wij het intusschen volkomen eens. Het infanteriegeschut is een zuiver infanteriewapen, en moet dienst doen, als de artillerie den infanterist in het geheel niet of niet tijdig genoeg helpen kan. Een krachtig ondersteunend artillerievuur blijft hoofdzaak; daar moet de infanterist het zoo lang mogelijk van hebben en in dit opzicht onderschrijf en onderstreep ik gaarne de op vatting van den Heer Maurer, dat toch vooral niet de meening post vatte, dat in het infanteriekanon het eenige middel moet worden gezien voor de zoo zeer gewenschte samenwerking tusschen de infanterie en artillerie. Het infanteriegeschut treedt daarentegen in de meeste gevallen, ook al in verband met de moeilijke munitievoorziening en de groote kwets baarheid, eerst in werking als alle overige door ons-in den aanvang van dit artikel besproken hulpmiddelen falen, welke normaal de verbin ding der zusterwapens moeten verzekeren. Dat men er daarom toch voor wake om hier vijf pooten aan het schaap te eischen, zooals enkele schrijvers die, b.v. voor wat het kaliber betreft, wenschen koesteren welke met geen voeten of vamen te meten zijn en waaraan de techniek naar alle waarschijnlijkheid toch niet zal kunnen voldoen. Als de techniek ons een infan teriekanon kan leveren dat, op welke wijze dan ook, verplaatst kan worden door terreinen die aan het bataljon infanterie zonder bezwaar als gevechtszone kunnen worden toegewezen; een ka non, dat niet alleen snel en gemakkelijk uit elkaar te nemen en in elkaar te zetten is, maar tevens door middel van enkele een voudige manipulaties binnen de 1500 a 2000 M. het verlangde, in hoofdzaak met directe richting af te geven oogenbliks- en juistheidsschot oplevert met voldoende uitwerking tegen mitrail leurnesten, zooals deze in de veldversterkingskunst toepassing vojiden, dan zouden wij in Indië reeds alle reden hebben om hiermede innig verheugd te zijn (2). 237 Voorloopig lijkt.een kaliber van ongeveer 6 cM. meer den mooi. (2) Zie ook het door ons samengestelde leerboek betreffende de „Tactiek der Infanterie" blz. 145 en 146.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 37