bril bekeken. Ofschoon hun opschepperij mij wèl hinderde, luis terde ik toch gretig naar hun verhalen en knoopte mij een en ander omtrent hun methodes en listen in de ooren. Teekenend voor hun mentaliteit was de bluf van één der panglima's, die beweerde, dat hij gaarne nog eens een klewangaanval op de maréchaussées geprobeerd zou hebben, om te zien wie het won bij het gevecht van man tegen man. Van het „bataljon" wist hij, dat hij het zou winnen. Maar dat was nu alles afgeloopen door de onderwerping van den Teungkoe Toea, zooals Toekoe Bin in het binnenland werd genoemd. Van een diepen haat tegen het Nederlandsche gezag kon ik bij deze jonge Atjehers en Gajo's niet veel merken. Ook schenen zij er van overtuigd, dat de compeni zeer rijk en machtig was en voelden zij zich in het algemeen niet tegen die macht opge wassen. Ik kreeg den indruk, dat hun bereidwilligheid om aan klewangaanvallen deel te nemen meer viel toe te schrijven aan een aangeboren lust tot krijgsavonturen en een zekere, in verband met hun ruwe zeden, wreede sportiviteit. Daar aan de Westkust niets meer te doen viel het politieke beleid was toen reeds aan het woord zette de colonne haren tocht voort langs de Tripa over het Barisangebergte naar de westelijke Gajo-Loeös, waar het bendewezen, als reeds gezegd, zijn culminatiepunt had bereikt. In dié streken zou blijken, nog volop gelegenheid te zijn, om de tactische beginselen, gebaseerd op ervaringen en inlichtingen van beproefde Atjehofficieren, aan de practijk te toetsen. Deze beginselen kwamen in het algemeen neer op de hiervoren vermelde leus, door Kolonel Swart aangegevenzorg, dat het initiatief steeds aan onze zijde blijft, d.w.z. de bendes opsporen, overvallen, en rusteloos vervolgen, zoodat zij geen tijd en gelegen heid hebben om iets te beramen en voor te bereiden tot dat doel het contact tusschen kampoengbevolking en verzetspartij zooveel mogelijk verbrekennauwkeurige gegevens verzamelen omtrent de familiebetrekkingen der uitgewekenenbinnenko mende berichten goed op hare waarschijnlijkheid onderzoeken, en uit onwaarschijnlijke berichten de waarheid distilleeren in verband met andere gegevensgeheim en voorzichtig marcheeren, door slechts bij noodzakelijkheid de paden te volgen nooit precies dat doen, wat de vijand verwachtlaat in den middag, onopge merkt voor den vijand en van de onbetrouwbaar te achten bevolking de rustbivaks betrekken, en bij aanrakingen met den vijand, zonder aarzeling en met de meeste voortvarendheid den vijand te lijf gaan. Bij aankomst der colonne in de Westelijke Gajo-Loeös bleken de bendes weer de reeds hiervoren vermelde tactiek gevolgd te hebben en na den laatsten klewangaanval op de patrouille Deutsch- bein, waarbij zij acht repeteerkarabijnen hadden buit gemaakt, 203

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 3