Nadat de splitsing der Staatsmarine en de daarmede verband
houdende reorganisatie van enkele departementen als één der
beginselen van het kabinet Colijn in de laatste Troonrede in
uitzicht was gesteld, werd er in publicaties van diversen aard een
stroom van beschouwingen ontketend, waarin het voor en tegen
van deze splitsing omstandig werd belicht.
Elders wezen wij er reeds op dat als noodzakelijk uitvloeisel
van deze splitsing, de verantwoordelijkheid over het geheele
Indische weermachtsvraagstuk zou komen aan één persoon, en wel
logischerwijze aan den Minister van Koloniën, terwijl zoolang
er nog een afzonderlijke Minister van Marine bestaat, zij het dan
ook a. i., een gedeelde verantwoordelijkheid ten aanzien van de
Indische defensie onvermijdelijk is. De huidige onbevredigende
organisatie van de Indische weermacht, laatstelijk gedemonstreerd
door het vrijwel unaniem veroordeelde ontwerp-vlootwet 1925,
stelden wij dan ook op rekening van dit dualisme. Zelfs achtten
we de vraag gewettigd of er, zoolang deze gedeelde verantwoorde
lijkheid zou blijven bestaan, wel ooit sprake zou kunnen zijn van
een bevredigende oplossing van het Indische defensievraagstuk.
Wij hebben inmiddels geenszins de oogen gesloten voor de
bezwaren, die tegen deze splitsing werden aangevoerd, maar bij
het afwegen van het voor en tegen zijn wij tot de conclusie
gekomen, dat het voordeel van een ongedeelde verantwoordelijk
heid voor de organisatie van de Indische weermacht van zoo
danige primaire beteekenis en reëele waarde is, dat de verschil
lende bezwaren,, die bovendien voor een deel liggen op het gebied
der gevoelsoverwegingen, moeten worden overwonnen.
Na de bestrijding, die de splitsing had ondervonden, begon
het inmiddels meer en meer merkbaar te worden, dat de krach
tige hand van den promotor bij de doorvoering bezwaarlijk gemist
zou kunnen worden. M. a. w. bij het verdwijnen van Minister
Colijn -uit het politieke strijdperk zou het zeer de vraag zi]n of
een ander de verdediging van dit onderwerp wel op zich zou
wenschen te nemen.
In de eerste maanden van dit jaar is het kabinet Colijn
definitief afgetreden en het lang verbeide nieuwe ministerie
daarvoor in de plaats gekomen.
In de Regeeringsverklaring van dit nieuwe ministerie, die ons
11 Maart uit Holland geseind werd, lezen we omtrent de onder
havige kwestie het volgende
242
6. UIT DE PERS.
De splitsing der Staatsmarine nog steeds aan de orde.