Het is uiteraard moeilijk uit deze korte mededeelingen, die -overigens voornamelijk de Hollandsche weermacht betreffen, positieve conclusies te trekken. Er valt echter wel uit af te leiden, dat de samenvoeging van Oorlog en Marine in Holland, dus de instelling van een afzonderlijk departement van Landsverdediging, nog geenszins van de baan is. Dit geldt uiteraard dan ook de splitsing der Staatsmarine, die •een natuurlijk gevolg is van deze samenvoeging; de mededeeling, dat deze splitsing in nadere overweging zal worden genomen, wijst trouwens ook hierop. De Javabode trekt uit een en ander inmiddels een vrijwel tegengestelde conclusie. In het nummer van 16 Maart wordt nl. in verband met het ontslag van den nieuw benoemden Directeur- generaal van Marine, overste van Hengel, uit zijn nieuwe functie het volgende gezegd. We kunnen de conclusie dat de splitsing „voorloopig van de baan is" niet deelen en vreezen, dat bij het blad, dat zich steeds een tegenstander van de splitsing heeft getoond, hier de wensch wel wat al te zeer de vader van de gedachte is geweest. Dit zou ook kunnen blijken uit een telegram van 24 Maart j.l., waarin we het volgende lezen 243 „De krachtige medewerking van allen wordt ingeroepen voor de werkzaam heden op internationaal terrein, welke de heerschappij van het recht bevorderen en voeren naar een gelijktijdige wederzijdsche vermindering der bewapening. Op defensiegebied wordt gewezen op de samenvoeging van Oorlog en Marine. De splitsing der Marine zal in nadere overweging worden genomen, terwijl verder een voortgezette versobering der weermacht op het program staat, ook door de landsdefensie te concentreeren in mobiele strijdmachten, waar door een belangrijke vermindering van het afzonderlijk personeel voor de vesting- en kustverdediging en een vereenvoudiging van de bevelvoering moge lijk wordt". „Deze Minister ontheft den Heer van Hengel van zijn tewerkstelling, Niet om een ander aan te wijzen, doch, naar het schijnt, omdat hij de betrekking zelve niet noodig vindt. Naar alle waarschijnlijkheid is de heer van Royen dan ook geen beslist voor stander van de Marine-splitsing. Hierop wijst ook de uitlating van het nieuwe kabinet, dat deze aangelegenheid in nadere studie (overweging) zou worden genomen. Wat in ander Hollandsch uitgedrukt, wil zeggen: voorloopig van de baan is. Toch zal op de een of andere wijze een oplossing moeten worden gevon den, indien in Holland de Departementen van Oorlog en Marine worden samengevoegd, zooals Minister de Geer heeft aangekondigd. Wil men althans voorkomen, dat zonder meer de in Indië aanwezige scheepsmacht onder den Hollandschen Minister van Oorlog komt te staan. Wordt een Ministerie van Rijksdefensie ingesteld, dan wordt de verhouding anders, natuurlijk. We moeten dus aannemen, dat de nieuwe minister vooralsnog geen termen aanwezig heeft geacht, om dit hooge staatsambt bestendigd te houden. Waar we in kunnen komen. Te meer, waar de zittingsduur van het kabinet, naar het zich laat aanzien, wel niet al te lang zal zijn". „De Minister van Marine van Royen verklaarde bij de debatten in de Tweede Kamer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 43