8. DE AANBIEDING VAN HET HULDEBLIJK DER
OFFICIEREN VAN HET NED. IND. LEGER.
Het huldeblijk van de officieren van het leger in Ned. Indië is
Woensdag 17 Februari 1926 door den luitenant-kolonel van den
Generalen Staf A. J. A. van Overeem, werkzaam bij het Departe
ment van Koloniën aan H.M. de Koningin en Z.K.H. den Prins der
Nederlanden overhandigd onder het uitspreken der volgende rede
Majesteit, Koninklijke Hoogheid.
Uwe Majesteit heeft mij wel in de gelegenheid willen stellen
om namens de officieren van het leger in Nederlandsch-lndië een
eenvoudig huldeblijk aan te bieden, dat het karakter heeft van een
gelukwensch met Uw zilveren huwelijksfeest en van een verren,
eerbiedigen groet tevens van hen, die daar in de overzeesche ge
westen als officier hun plicht vervullen.
Het is niet zoozeer om hier thans te getuigen van de onwan
kelbare trouw en toewijding van het Indische leger jegens Uwe
Majesteit; dat leger heeft daarvan te dikwijls de doorslaande be
wijzen gegeven dan dat er nu door mij aan zou behoeven te
worden herinnerd.
Nog minder is het de bedoeling op dit oogenblik in het bij
zonder de aandacht op het Koloniale leger te vestigen; zulks zou
zeker overbodig zijn, waar Uwe Majesteit bij zoo velerlei gelegen
heid deed blijken van Haar hooge belangstelling in het werken
en streven van ons leger.
Het is om uiting te geven aan de diepgevoelde belangstelling
van de Indische officieren in het persoonlijk geluk van Uwe
Majesteit en van Uwe Koninklijke Hoogheid, zoomede van Uwe
Koninklijke dochter, onze Prinses, dat ik thans de eer heb dit
geschenk aan te bieden, tezamen met de hartelijkste gelukwenschen
van ons Korps, waaraan ik nog den wensch moge verbinden, dat
Uw huiselijk geluk lange, lange jaren nog mag voortduren, tot
heil van het Vaderland tevens.
Dat is de hartewensch van Uwer Majesteits officieren in Ne
derlandsch-lndië.
Het moge Uwe Majesteit en Uwe Koninklijke Hoogheid behagen
dezen oprechten wensch, dien eerbiedigen groet, zoomede dit be
scheiden geschenk, album met foto's van het Indische leger, wèl
te willen aanvaarden.
H.M. zeide zeer erkentelijk te zijn zoowel voor de hartelijke
gevoelens van de Indische officieren jegens Haar en Hare familie
als voor het geschenk, dat die hartelijke wenschen begeleidde en
verzocht den luitenant-kolonel van Overeem Haar dank wel aan
de officieren van het Indische leger over te brengen. Ook Z.K.H.
betuigde met een handdruk Zijn dank.
249