254 3. Japan 's binnenlandsche toestand, 4. het Amerikaansch-Japansche geschil over de draadlooze inrichtingen in China, 5. de Miangas of Las Palmas-kwestie en 6. de Amerikaansche vlootmanoeuvres. We bevelen het artikel ten zeerste ter lezing aan. In een artikel „De officiersvereeniging tot onderlinge ondersteuning van nagelaten betrekkingen" geeft de secretaris-penningmeester een overzicht van den huidigen stand van zaken. Hieruit stippen we het volgende aan „Het zal ongetwijfeld de aandacht hebben getrokken, dat de laatste jaren geen nieuwe leden zijn toegetreden. De reden hiervan is, dat alle propaganda voor het fonds opzettelijk is nagelaten. Het Bestuur achtte zich n. 1. niet verantwoord de jongere kameraden voor het lidmaatschap te winnen, wanneer bet bestaande gezelschap niet genegen was de noodige offers te brengen om het fonds aan te passen aan de voorschriften van de wet op het levensver zekeringsbedrijf. Nu het bedrijf op een zuivere leest is geschoeid, dank zij de verplichte controle van de Vereenigingskamer, waarbij nog komt dat het beheer van het fonds vrijwillig onder de controle van de Nillmij is gesteld, van welke maat schappij wij in den loop der jaren allen steun mochten ondervinden, daar vermeenen wij, dat er geen beletsel bestaat de jongeren aan te moedigen door toetreding het fonds te steunen." De schrijver beveelt dan ook zijn beschouwingen, zonder eenige pressie, in -de welwillende aandacht van onze jonge kameraden aan Overigens de gewone rubrieken en vereenigingsnieuws. T.B. 11. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Mavors. Januari 1926. In het „Maandoverzicht" worden beschouwingen gegeven naar aanleiding van het commissie-rapport over de splitsing van het marinepersoneel. De schrijver blijkt een voorstander te zijn van de splitsing der Staatsmarine. Hij trekt daarbij ook een conclusie met betrekking tot het Indische weermachts- vraagstuk en wel de volgende „De verdediging van den Archipel behoort met maritieme middelen te worden gevoerd; het leger is daar bijzaak, de vloot hoofdzaak", doch blijft inmiddels volkomen in gebreke om toe te lichten of een dergelijke oplossing wel binnen ons bereik ligt. We zouden den schrijver willen aanraden om zich ten deze eens omstandig te orienteeren en daarbij kennis te nemen van hetgeen den laatsten tijd in de Indische vakliteratuur -over dit onderwerp verschenen is. „Grepen uit de werkelijkheid" door Luit. Calmeyer wordt vervolgd met het relaas van een patrouilleonderneming uit den stellingoorlog. Kapitein-intendant J. B. de Jongh begint een serie artikelen over „Onze voe ding" waarin we de oude bekendenvetten, eiwitten en koolhydraten weer op het appel zien verschijnen. Een belangrijk artikel is „De invloed van het gebruik van machinegeweren op de vechtwijze der infanterie" door kapitein L. J. Schmidt. Het onderwerp wordt op zakelijke en heldere wijze behandeld. Als eindconclusie zegt schrijver het volgende „De artillerie en de zware mitrailleurs vervangen bij den verdediger het vroegere infanterie-vuur op 400 M. en hooger. De lichte en zware mitrailleurs, gesteund door bommenwerpers, granaatge weren, handgranaten, geweren, moeten vóór de frontlijn een zoodanig vuur leggen, dat den aanvaller een nadering tot de stelling wordt belet en zoo hij mocht zijn binnengedrongen, hem een verder doordringen of zich vastzetten in de stelling wordt onmogelijk gemaakt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 54