255 Het automatische afsluitingsvuur der artillerie (vroegere stormvuur) wordt alleen daar voorbereid, waar de verdediger zijn stelling reeds door terreinsom standigheden bedreigd acht; overigens geven de bovengenoemde infanterie- wapenen zelf dit stormvuur af. Een mitrailleur-kogelbundel is ondoorschrijdbaar in tegenstelling met artillerie- afsluitingsvuur door welk vuur de infanterie zich nog wel een weg voorwaarts weet te zoeken. De hoeveelheid artillerie bij den aanvaller, ingezet tot het geven van ver- nietigings-en vernielingsvuur op de voorste verdedigende strook, eischt een verspreide opstelling in diepte en breedte der verdedigende afdeelingen. Het vuur der verdedigende lichte mitrailleurs moet zoo veel mogelijk on- uitdoofbaar worden gemaakt. Slechts daardoor heeft men zekerheid, dat het stormvuur der infanterie voldoende krachtig zal blijven". Van belang is ook „De bajonet" door Kapitein J. P. de Savornin Lohman, waarin hij de beweringen van den Italiaanschen generaal Qasca (zie art. in Mil. Wochenblatt No. 21 van 4 December 1925) weerlegt en het nut van de bajonet voor den infanterist in eere herstelt. Kapitein Hartsman geeft een artikel „De pneumatische boot en onze defensie", aan welk artikel een serie uitstekende foto's is toegevoegd. Van Kapitein S. Schilderman verschijnt een bijdrage over „Rook en nevel voor maskeering". Artilleristisch tijdschrift. Januari 1926 (Bijlage van Mavors) Kapitein W.G. de Bas publiceert zijn bezwaren tegen de „Gewijzigde herdruk van het voorschrift Batterijdienst". Luitenannt van Swinden Koopmans vervolgt zijn serie artikels over„Werk zaamheden van artillerie-officieren bij staven en batterijen" met een overzicht der in vorige artikelen behandelde stof en een opsomming van hetgeen hij in volgende afleveringen nog denkt te behandelen. Ie Luitenant J. van den Meulen bepleit „Eenhèid in afkortingen", blijkbaar een overal gevoelde be hoefte De Militaire Spectator. Januari 1926. Hierin is het vervolg van „Eco nomische en industrieele oorlogsvoorbereiding" door kapitein van den Berg op genomen. „Beschouwingen over oorlogvoering in het polderland aan de hand van een voorbeeld op de kaart" door kapitein L.J. Schmidt is van specifiek Nederlandsch belang. In „Het artillerie-onderwijs aan de K.M.A." levert kapitein G. Fabius critiek op het vroeger verschenen artikel van den luitenant Brethouwer, die op deze critiek een naschrift doet volgen. Voorts vermelden we de „Gegevens vreemde legers", waarin ditmaal weder om het Belgische een uitvoerige beurt krijgt. Orgaan Vereeniging Krijgswetenschap. Bijeenkomst van 18 December 1925. „De verbindingsdienst" door kapitein der Genie J. F. Bischoff. Over dit zeer actueele onderwerp hield genoemd officier een voordracht waaraan een zevental door hem opgemaakte stellingen ten grondslag lag. Bij het debat betoogde de Majoor van Ermel Scherer de dringende nood zakelijkheid om bij de Artillerie steeds van den beginne af te streven naar een eigen commandoverbindingsnet, dus in het divisie-verband onafhankelijk van de z.g. divisie-as. Ook de kapitein Hasselman kwam in het geweer tegen de desbetreffende stelling van den inleider n.l.: „De telefonische verbinding D.A.C.Afd. C. kan door aansluiting op de cen trales van de Divisieverbindingsassen beter en normaal ook sneller tot stand gebracht worden, dan door aanleg van rechtstreeksche verbindingen door Ar tillerie Vbd.A," Inleiders stelling betreffende de technische ondergeschiktheid, n. 1. „Een rechtstreeksche technische ondergeschiktheid tusschen de tot staven van de onderdeelen behoorende hoofden van den verbindingsdienst is voor rege ling van de samenwerking van Vbd. A. noodzakelijk" wekte eveneens protest en o.i. terecht werd bezwaar gemaakt tegen een technische ondergeschiktheid,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 55