Troepen in actie die aan geene vaste bivaks gebonden zijn,, behoeven geen gevaar te loopen, in de voor hen zoo noodzakelijke rust gestoord te worden door een aanval op hun bivak, wanneer zij de plaats daarvan zoodanig kiezen en op een zoo laat uur van den dag het bivak betrekken, dat het moeilijk door de kwaad willigen opgespoord en zeker niet meer verkend kan worden. In zulke gevallen kan volstaan worden met een eenvoudige om heining en twee posten per brigade als bewaking. Men kieze bij voorkeur de bivakplaats in het bosch, niet op een open vlakte in de nabijheid van een bosch (Klewangaanvallen op patrouilles Sikman en Stapel). Anders en moeilijker is het gesteld met de beveiliging van rustende troepen, die op transport zijn en daarbij als regel gebonden zijn aan vaste transportbivaks. Deze behooren een stevige omheining (liefst draadversperring) en goede buitenverlichting (stormkings) te hebben. Er moet steeds een wacht zijn met een commandant. Het beste lijkt het mij echter, de militaire transportdiensten tot een minimum te beperken, door slechts wapening en munitie, geld en aanvulling van troepen onder militair geleide te doen opvoeren, en de overige transportdiensten door de bevolking on der toezicht en verantwoordelijkheid van hunne hoofden te doen verrichten. Dit is mogelijk gebleken en goed gegaan zelfs in streken, waar nog bendes waren. Gelegenheid tot aanvallen op rustende troepen moet overigens zoo min mogelijk gegeven worden, aangezien daarbij voor ons zoo goed als nooit succes kan verwacht worden, daar het initia tief aan de zijde van den vijand is. Om nu weer op de verrichtingen der colonne in de Westelijke Gajo Loeös terug te komen, zij in het kort medegedeeld, dat na de rustelooze patrouille-actie, waarbij alleen in de Westelijke Gajo-Loeös 72 kwaadwilligen, waaronder verscheidene hoofden,, waren neergelegd, en na de mislukking der klewangaanvallen een en ander in verband met de succesvolle actie der vaste maréchaussée-bezetting der Gajo Loeös onder Kapitein Muurling het overwicht van de verzetspartij op de kampoengbevolking was gebroken, zoodat deze op de onderwerping van de restee- rende uitgewekenen kon aandringen. Zoodoende kwam ook hier het politieke beleid aan het woord, om de pacificatie te voltooien. Hierbij werd het beginsel gehul digd, dat uitgewekenen, die zich nog nooit hadden onderworpen, dus steeds eerlijke vijanden waren geweest, ook als zoodanig werden behandeld, en hen de onderwerping werd vergemakke lijkt, terwijl diegenen, die zich eerst gemeld hadden, daarna weer overgeloopen waren, en misdrijven hadden gepleegd, voor de in- heemsche rechtbank te recht moesten staan. Veel moeilijkheden waren echter nog te overwinnen, omdat de onverzoenlijker en de desperado's der verzetspartij het nog eens 206

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 6