2. HET LEGER EN HET GEVANGENISWEZEN,
door
A.J. BAKKER.
De bijzondere omstandigheden waarin ons Indisch eilandenrijk
verkeert, maken, hoe eigenaardig het ook moge klinken, eene
nauwe samenwerking tusschen het Leger en den dienst van het
Gevangeniswezen noodzakelijk en voor beiden van grootbelang.
Het Leger profiteert aan de eene zijde van de arbeidskrachten
der gestraften zoowel in de Buitengewesten als dragers, roeiers,
enz. bij militaire excursies en expeditiën als in de groote gevan
genissen op Java, waar deze arbeidskrachten dienstbaar werden
gemaakt aan de verschillende voorzieningen voor het Leger, terwijl
aan de andere zijde het Gevangeniswezen in de verschillende
nooden en behoeften van het Leger eene geregelde tewerkstelling
voor de veroordeelden vindt.
Wij willen trachten in de navolgende bladzijden een beeld te
geven tot welke belangrijke resultaten deze samenwerking in de
laatste 20 jaren heeft geleid.
Wat de meesten van het Gevangeniswezen kennen en gezien
hebben, zijn de z. g. „dwangarbeiders of kettingberen", die in
bijna alle Buitengewesten waar militaire posten gevestigd zijn eene
belangrijke rol spelen als dragers en roeiers op patrouille, excursie
of expeditie en verder als geëmployeerden in magazijnen, keukens,
cantines, groententuinen, veekralen, enz.
Even zij opgemerkt, dat de naam „dwangarbeiders" feitelijk
niet meer bestaat, sedert op 1 Januari 1918 het nieuwe Wetboek
van strafrecht voor Ned. Indië van kracht is geworden, welk
wetboek alleen gevangenis- en hechtenisgestraften kent, doch waar
deze uitdrukking in het Leger een geijkten term is gebleven,
zullen ook wij ons aan die benaming houden.
De beteekenis van de aanwezigheid dezer gedwongen arbeids
krachten in de Buitengewesten moet niet te licht worden geschat.
In afgelegen, dunbevolkte streken, waar geen draagpaarden of
koelies te krijgen zijn, is men om de colonnes mobiel te kunnen
houden en patrouilles of excursies van eenigszins langen duur te
kunnen maken, aangewezen op dwangarbeiders en wordt op
hunne aanwezigheid dan ook veel prijs gesteld.
Dat deze tewerkstelling van veroordeelden echter uit een oog
punt van straftoepassing niet met onze hedendaagsche rechtsbegrip
pen is overeen te brengen, is alleszins begrijpelijk en van de zijde
208