slechts 449 zielen bedraagt Daar komt nog bij, dat Japan voor wat zijn grondstoffen betreft, van het Buitenland afhankelijk is. Ijzererts en steenkool betrekt het uit China en Mantschoerije, katoen uit Amerika en China. Japan heeft een jaarlijksch rijstte- kort van 18 millioen picol en het betrekt de ontbrekende rijst in vredestijd in hoofdzaak uit Korea 12 millioen picol), Siam, Indo-China en Britsch-Indië. Maar als in tijd van oorlog de ver bindingen over zee met die landen verbroken zijn, is het ook voor zijn rijstvoorziening aangewezen op den rijstvoorraad van het Jangtsedal, waar een jaarlijksch overschot is van 120 millioen picol 2). Japan, dat vroeger „selfsupporting" was, kreeg steeds meer behoeften, waaraan handel en industrie door vermeerdering van volksinkomsten moeten tegemoetkomen. In 1900 had het 7.000 fabrieken, thans echter ruim 35.000, die afhankelijk zijn van Japans overzeesche verbindingen. 3) Kojiro Sato komt in zijn werk dan ook niet ten onrechte tot de conclusie, dat voor de economische ontwikkeling van Japan het vaste land van Azië absoluut onontbeerlijk is, niet alleen om Japan te voorzien van materiaal in oorlogstijd maar ook om den aanvoer van grondstoffen in vredestijd te verzekeren. 4) De economische toestand van Japan ziet er niet rooskleurig uit. De relatief hooge invoerrechten hebben den levensstandaard en daarmede de productiekosten doen stijgen. De producten van haar industrie staan op een betrekkelijk laag peil en nu binnen afzienbaren tijd China als gevolg van de douaneconferentie zijn invoerrechten belangrijk zal verhoogen, is het zeer waarschijnlijk, dat inferieure artikelen den slagboom, gevormd door de hooge douanetarieven, niet zullen kunnen overwinnen. Thans zijn de producten der Chineesche industrie reeds in staat om met de japansche producten te concurreeren. Amerika, Enge land en Japan hebben in China zelf reeds fabrieken opgericht, om te kunnen profiteeren van de goedkoope grondstoffen en arbeidskrachten, lage belastingen en lage vrachttarieven naar de afzetgebieden, n. 1. Siberië, Indië, China zelf en de Philip- pijnen 5). Daarom zullen de hooge Chineesche tarieven een krachtige penetratie in China van het Japansche kapitaal tengevolge hebben. Zoo mogelijk zal dit op vreedzame wijze geschieden. „Selfpreser- vation is the first law of nature". Indien noodig zal Japan met geweld moeten nemen wat het op andere wijze niet krijgen kan. 290 Ludovic Nodeau. Réflexion et enquête sur la Sécurité. Revue de Paris 1925 p. 773. 2) H. C. Buurman. Japan en wij. Vragen van den Dag. 1923 p. 420. 3) Major K.B. Ferguson. The situation in the Pacific. Journ, Royal. Un. Serv. 1925 p. 290. 4) Kojiro Sato. If Japan and America fight. 5) J. Ellis Barker. The Washington conference and the Far East. Fortn. Rev. 1922 p. 126.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 26