1. AMERIKAANSCH-NEDERLANDSCHE WETENSCHAP PELIJKE EXPEDITIE NAAR HET NASSAUGEBERGTE VAN N. N. GUINEE (met een schets), door R. POSTHUMUS. Inleiding. Op 7 April iespectievelijk 22 April is in twee échelons de Am.-Ned. expeditie naar N. N. Guinee vertrokken. Zij heeft ten doel anthropologische en ethnologische studiën te maken van de zg. pygmaeën-stammen, die men in het nog onbekende deel van het Nassaugebergte van N. N. Guinee, gele gen aan de N.-zijde van den Centralen keten, denkt aan te tref fen, terwijl het verzamelen van botanisch, ethnografisch, zoölo gisch en anthropologisch studiemateriaal, benevens het in kaart brengen van het terrein mede op het progamma staan. De expe ditie vond haar aanleiding in een door den Amerikaanschen professor M. W. STIRLING aan de Ind. Regeering gedaan verzoek om toestemming voor het houden van een dergelijke onderneming. Professor Stirling is anthropoloog en ethnoloog aan de universi teit van Californië en is voor dit doel uitgezonden door het Smith sonian Institution en het daaronder ressorteerend National Museum. De Ind. Regeering beloofde Hare medewerking, echter onder mededeeling, dat Zij niet voor de absolute veiligheid van de expeditieleden kon instaan. Enkele gegevens omtrent de pygmaeënstammen. Het bestaan van dwergstammen in centraal N. Guinee werd o.a. geconstateerd aan de boven Lorentzrivier in 1909/10. Deze z g. Pesegem-dwergen hadden een gemiddelde lengte van 152,4 c.M. Dein 1911 ontdekte Goliath-pygmaeën hadden een gemiddelde lengte van 149,2 c.M., terwijl de van 5 Juni 1910 tot 7 April 1911 exploreerende Eng.-Ned exp. in het bovenstroomgebied van de Mimika en Kamoerarivier, aan de Zuidzijde van het Nassaugebergte, de Tapirodwergen ontdekte met een gemiddelde lichaamslengte van 144,9 c.m. Meerdere aanwijzingen werden verkregen door de expeditie Overeem in 1920/21, welke aanraking kreeg met de talrijke in het Swartdal wonende bergstammen, de z. g. Timorinies, die ook tot z. g. pygmaeën kunnen worden gerekend. Nu is het een eigenaardig feit, dat de lichaamslengte van deze bergstammen geleidelijk kleiner wordt naarmate men meer W.- 266

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 2